Kroniek
Nederlands-Belgisch cultureel verdrag
Op 24 en 25 januari j.l. heeft te 's-Gravenhage - aldus O.K. en W.-mededelingen van 2 februari 1962 - de 38e vergadering van de gemengde technische commissie voor de uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel verdrag plaats gehad, onder voorzitterschap van mr. H.J. Reinink, directeur-generaal voor de kunsten en buitenlandse culturele betrekkingen van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De Belgische delegatie stond onder leiding van de gevolmachtigd minister voor de culturele betrekkingen en Unesco, de heer J. Kuypers.
In de plaats van prof. dr. P. Geyl en prof. J. Engelman, die als lid van de commissie zijn afgetreden, zijn prof. dr. H.D. de Vries Reilingh, hoogleraar aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, en de heer E.A. Schüttenhelm, voorzitter van de Nederlandse Televisie Stichting, door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen tot lid van de commissie benoemd.
De beraadslagingen in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad over het jaarverslag van de drie Benelux-regeringen betreffende de ontwikkeling der culturele betrekkingen tussen de drie landen, en met name de naar voren gebrachte wensen en suggesties van de raad zijn door de gemengde commissie zorgvuldig bestudeerd.
Inmiddels heeft een bijeenkomst plaats gehad van de voorzitters en secretarissen van de drie bilaterale commissies voor de culturele betrekkingen, teneinde na te gaan, welke activiteiten door de drie landen gezamenlijk ondernomen zouden kunnen worden. Ook de werkzaamheden van de Benelux-commissie voor de gezamenlijke bestudering en uitgave van historisch bronnenmateriaal, die op suggestie van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad in het leven is geroepen, zijn door de gemengde technische commissie besproken. Het onderzoek van deze Benelux-commissie naar de mogelijkheden tot samenwerking tussen de drie landen op het werkterrein van de commissie heeft geleid tot de conclusie dat allerlei vormen van samenwerking mogelijk geacht moeten worden.
De gemengde technische commissie heeft zich beraden over de kwestie van het gezamenlijk optreden van Nederland en België ten opzichte van het buitenland. Doordrongen van het belang, dat in een nauw samengaan van de twee landen in het wordend Europa is gelegen, heeft zij zich rekenschap gegeven van de vele vraagstukken die in dit verband onderzocht moeten worden, en over de maatregelen die genomen zouden kunnen worden om deze samenwerking op alle terreinen van het wetenschappelijke en culturele leven zo sterk mogelijk te maken. Een werkgroep van beperkte omvang uit de gemengde commissie zal op korte termijn deze aangelegenheid nader bestuderen, en van haar conclusies verslag uitbrengen op de eerstvolgende vergadering van de commissie, die in mei a.s. te Brussel gehouden zal worden.
Ook de positie van de Nederlandse taal in het Europa van morgen, met name bijvoorbeeld in de Europese gemeenschappen, is door de commissie diepgaand onderzocht. De gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de beide regeringen voor de Nederlandse taal en cultuur brengt mee, dat ook op dit punt een zo nauw mogelijk samengaan tussen beide landen moet worden nagestreefd. Voorts is gesproken over de gezamenlijke behartiging van de belangen als leerstoelen voor Neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, Nederlandse culturele instellingen in het buitenland, vertalingen van Nederlandse letterkundige werken, enzovoort. Op het gebied van de wetenschapsbeoefening, het onderwijs en de schone kunsten zullen de gebruikelijke uitwisselingen van hoogleraren, studiebeurzen, studentenreizen, vakantiecursussen, congressen, musici, etc. worden voortgezet. Daarenboven zal getracht worden bijeenkomsten te beleggen van rectoren en directeuren van middelbare scholen, van inspecteurs van het lager onderwijs, ten einde de wederzijdse kennisneming van onderwijsmethoden te bevorderen, en de vraagstukken die op dit gebied in beide landen bestaan te bestuderen.
De werkzaamheden van de sub-commissie inzake effectus civilis, die tot taak heeft na te gaan welke maatregelen nog genomen zouden moeten worden ten einde te bewerkstelligen dat op het gehele terrein van het onderwijs aan het bezit van bepaalde getuigschriften in beide landen een zelfde civiel effect wordt toegekend, zijn eveneens in de gemengde commissie aan de orde geweest.
Op tentoonstellingsgebied zijn verschillende plannen besproken, waarvan enkele zich reeds in een vergevorderd stadium van voorbereiding bevinden; zo met name de organisatie van een tentoonstelling te Brussel van hedendaagse Nederlandse schilderkunst, en een tentoonstelling in Nederland van werken van de Belgische Groupe des Vingts' uit de tachtiger jaren.
Wat betreft de toneeluitwisselingen zal door een werkgroep een nader voorstel voor de subsidiëring van uitwisselingsvoorstellingen met name ook van operaen balletvoorstellingen, worden uitgewerkt, waardoor wellicht een toeneming van het aantal uitwisselingen kan worden bereikt.
De kwestie van uitwisseling op het gebied van het amateurtoneel zal nader worden bestudeerd door de Sub-commissie voor het Volksontwikkelingswerk. De voorzitter van de Nederlandse delegatie in deze sub-commissie, prof. dr. De Vries Reilingh, die thans tevens lid van de gemengde commissie is, heeft verslag uitgebracht over de resultaten en conclusies van de vijf vergaderingen, die deze sub-commissie inmiddels heeft gehouden. Mede op grond van de besprekingen in de gemengde commissie zal door de subcommissie een plan worden uitgewerkt voor het gezamenlijk beleid van de beide landen op dit gebied.