richt te zijn op de daadwerkelijke integratie van Nederland en Vlaanderen in Benelux- en Europees verband. Hierin zal dan het A.N.V. primair zijn taak moeten zoeken. Aan integratie met Zuid-Afrika zal toch ook de heer Veenhoven wel niet denken. Wat Zuid-Afrika betreft, kan er alleen sprake zijn van onderlinge betrekkingen, dit vanwege de taalverwantschap. Ik ontken nergens, dat, op grond van de algemene doelstelling van het A.N.V., die ik niet wil afschaffen, de betrekkingen met Zuid-Afrika van belang zijn. Die doelstelling is overigens bijzonder vaag en mag wel eens wat gepreciseerd worden. Moeten de Afrikaners tot de ‘Nederlandse stam’ gerekend worden of tot ‘de afstammelingen van personen, die daartoe behoren of behoord hebben, die het stambewustzijn niet hebben verloren’ (een fraaie formule is het allesbehalve)? Volgens de heer Veenhoven is het eerste het geval - en het is te verdedigen -, maar de doelstelling van het A.N.V. zwijgt er over.
Ik schreef het volgende: ‘Hoezeer het A.N.V. zich ook wil distanciëren van de ongenuanceerde zwartmakerij van Zuid-Afrika (dit was niet bedoeld als woordspeling), die thans hoogtij viert, het is niet te ontkennen, dat het probleem Zuid-Afrika als geheel - in de praktijk is het niet wel doenlijk altijd een scherpe lijn te trekken tussen de culturele aangelegenheden van de Afrikaners en de politieke problemen, waarmee deze cultuurgemeenschap te maken heeft -, het is niet te ontkennen, dat dit vraagstuk mede de onderlinge betrekkingen in A.N.V. verband bepaalt’. Om het wat minder omwonden te zeggen: Wij steken ons hoofd in het zand, als we menen, dat opvattingen over het rassenvraagstuk, die, zoals ook de heer Veenhoven opmerkt, voor de meerderheid van de Afrikaners zeer nauw verweven zijn met hun nationale opvattingen, niet zouden meespelen in genoemde onderlinge betrekkingen, ook in A.N.V.-verband. Zelfs als we ons alleen - wat praktisch onmogelijk is - zouden willen laten leiden door het beginsel van de taalverwantschap en op al het andere geen acht slaan, dan nog zouden we, op grond van dat beginsel, op het rassenvraagstuk stuiten: De Kleurlingengroep is immers Afrikaanstalig?
Het A.N.V. steekt tot dusver nog steeds het hoofd in het zand. Er werd en wordt bij ons alleen maar in algemene termen over Zuid-Afrika gesproken en geschreven. Het rassenvraagstuk wordt behoedzaam ontweken. Ik zeg niet - ook de heer Veenhoven doet dat niet -, dat het A.N.V. zich moet scharen in een onverbloemd hetzij pro- hetzij anti-apartheidkamp - een overzeese afdeling van het A.N.V. wil overigens het laatste -, al wens ikzelf (dit is een persoonlijke opvatting in tegenstelling tot de persoonlijke opvatting van de heer Veenhoven) niet, juist vanwege het rassenprobleem, een solidariteitsverklaring met de Afrikaners te tekenen gelijk men een blanco volmacht tekent; zoals ik dat evenmin zou willen doen met de Vlaamse Beweging, als de meerderheid van de Vlaamsgezinden - stellen we dit hoogstonwaarschijnlijke geval even bij wijze van hypothese - een bepaalde, voor mij (en voor de heer Veenhoven!) onaanvaardbare ideologie zou aanhangen. Zekere reserves, en een onderscheid tussen sommige Afrikaners en andere, wens ik persoonlijk in acht te nemen.
Ik zie heel duidelijk, dat het rassenvraagstuk in Zuid-Afrika een bijzonder gecompliceerd probleem is en dat de toekomst van de Afrikaners als volk er in hoge mate door bepaald wordt. Daarom zal het, m.i., mede tot de taak van het A.N.V. behoren in Nederland en Vlaanderen een genuanceerder oordeel over Zuid-Afrika te bevorderen. Maar dan zullen we, uitgaande van de onderlinge verbondenheid, in eigen kring een discussie moeten aandurven en ons standpunt t.o.v. Zuid-Afrika, d.w.z. voor een deel met inbegrip van het belangrijkste probleem, waarmee de Afrikaners te worstelen hebben, wat duidelijker afbakenen, dan thans het geval is, nu we er maar liever niet over praten. Vandaar het beoogde speciale Zuid-Afrikanummer van Neerlandia. Het heeft geen zin op dit ogenblik reeds op die discussie vooruit te lopen. Alleen nog dit: Wij zijn in dit opzicht minder ver dan de Nederlands-Zuidafrikaanse vereniging met haar blad Zuid-Afrika. Daarin worden, op een doorgaans genuanceerde wijze, ook apartheidsvraagstukken besproken, soms pro, soms contra, maar nooit in een zwart-witschema.
Wij moeten ons nu eenmaal, teneinde degelijk werk te leveren, in onze praktische werkzaamheden beperken - ons vooral specialiseren op het gebied van de Nederlandse integratie. Veel praktisch werk met betrekking tot Zuid-Afrika zouden we in onderlinge afspraak over kunnen laten aan de Nederlands-Zuidafrikaanse vereniging. Trouwens, wat heeft het A.N.V. in de afgelopen jaren eigenlijk gedaan inzake Zuid-Afrika, buiten het inrichten, door afdelingen, van enkele traditionele herdenkingsdagen?
Het A.N.V. kan uitgaan van een algemene doelstelling, maar voor de dagelijkse activiteiten zal deze duidelijk - voor iedereen zichtbaar - uitgewerkt dienen te worden.
Om ten slotte tot ons uitgangspunt terug te keren: De verhouding Nederland-Vlaanderen is van een andere orde dan die tot Zuid-Afrika (of tot emigranten). Dat te willen verdoezelen met goedbedoelde, maar vaag-romantische leuzen en voorstellingen als die van ‘de drie barken’, is een verkeerde politiek. Duidelijkheid is gewenst.
W.