Zaterdag 30 september 1961
Opening van het Congres
Tegen half elf hadden zich in de Stadsgehoorzaal ruim 300 deelnemers verzameld, onder wie de volgende autoriteiten:
De ambassadeur van België in Nederland, Z.Exc. F.X. Baron van der Straten-Waillet, lid van het Ere-comité;
De commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, mr. J. Klaasesz, lid van het Erecomité;
De heer P. Rock, als vertegenwoordiger van de adjunct-minister voor Nationale Opvoeding en Cultuur, Z.Exc. R.A. van Elslande (lid van het Ere-comité);
De ambassadeur van de republiek Zuid-Afrika, Z.Exc. H.A. Rust;
De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, mr. J.A. Jonckman;
De burgemeester van Vlaardingen, mr. J. Heusdens (lid van het Erecomité);
Prof. mr. G.E. Langemeijer.
De middagzitting, waarop de ambassadeur van Zuid-Afrika en de burgemeester van Vlaardingen niet aanwezig waren, werd ook bijgewoond door Z.Exc. mr. J.L.M.Th. Cals, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (lid van het Erecomité). Ook vertegenwoordigers van tal van verenigingen en instellingen woonden het congres bij.
De voorzitter van het Algemeen Nederlands Verbond, tevens voorzitter van de Congrescommissie, opende het 35e Nederlands Congres met het uitspreken van de volgende rede:
Excellenties, dames en heren,
Verleden jaar heb ik bij de opening van het 34e congres in Gent iets gezegd over de geschiedenis van deze congressen. Ik zal nu niet in herhalingen vervallen. Alleen wilde ik in herinnering brengen, dat het eerste congres in 1849 in Gent werd gehouden en het 32e in 1912 in Antwerpen. Dit 35e congres is het eerste na de twee wereldoorlogen in Noord-Nederland. Verleden jaar heb ik bij de opening van het 34e congres o.a. woordelijk gezegd:
‘In de tweede helft van de 19de eeuw heeft het A.N.V. zich beperkt tot de Nederlandse Taal- en Letterkunde, maar nu, dus in 1960, zal ook gesproken worden over de Nederlandse cultuur in het Nieuwe Europa. Hieruit blijkt reeds welke kant het A.N.V. op wil met deze congressen. In de toekomst zal het ook zijn aandacht wijden aan sociale en economische onderwerpen.’
We schrijven nu 1961. Het A.N.V. gaat voort op deze weg en vandaag is het onderwerp:
Nederlands Cultuurbeleid.
Dit onderwerp is juist in deze tijd voor de Nederlanden van belang, nu er een Europese eenwording aan het groeien is. De inleiders zijn de Vlaming Zijn Excellentie J. Kuypers en de Noord-Nederlander Mr. L.B. van Ommen.
Vanmiddag om twee uur zal er een inleiding gehouden worden door Mr. H.J. Reinink over ‘Nederlands Cultuurbeleid tegen de achtergrond van Europese cultuurpolitiek’.
Daarna volgt het forum onder leiding van prof. I.A. Diepenhorst. Verleden jaar heb ik gezegd: ‘Een congres is dikwijls het vruchtbaarst na de congresuren, dus tijdens de nabesprekingen. Daar worden dikwijls de grondslagen gelegd voor een nog beter congres’.
Deze woorden wil ik thans toelichten.
Wat ik zoëven gezegd heb, lijkt misschien onvriendelijk tegenover onze inleiders, maar dat is niet zo. Als de inleiders niet spreken, zullen er zeker geen vruchtbare nabesprekingen kunnen zijn en vooral nu zijn deze nabesprekingen heel belangrijk.
Dit 35e Nederlands Congres is georganiseerd door het Algemeen Nederlands Verbond, met raad en daad gesteund door enige bestuursleden van het Genootschap ‘De Nederlanden in Europa’. Verbond en Genootschap willen echter een bestendige commissie vormen ter voorbereiding der volgende congressen. Daarom zijn de voorzitters of hun plaatsvervangers van verschillende verenigingen en instellingen hier aanwezig.
Dit congres is dan misschien het laatste dat geheel is georganiseerd door het A.N.V. Ik zeg dit niet met weemoed, maar met vreugde. Het A.N.V. had in 1895 andere doelstellingen dan nu; het moet zich aanpassen aan veranderde toestanden na de tweede wereldoorlog.
Ik hoop van ganser harte, dat er na dit congres een bestendige commissie zal komen, die in de toekomst zal zorgen voor een Noord-Zuid-samenwerking op het particuliere vlak.
De komende congressen kunnen op deze manier medewerken tot een vruchtbare wisselwerking tussen de officiële instanties aan de ene en het gecoördineerd particulier initiatief van deze commissie aan de andere zijde. Het A.N.V. zal daarbij hoogstwaarschijnlijk een rol blijven spelen, o.a. door het openstellen van zijn maandblad Neerlandia voor deze nieuwe congrescommissie.
Na deze korte uiteenzetting van onze plannen wilde ik eindigen met een zin uit een brief die ik gisteren uit Antwerpen ontving van een Zuid-Nederlander, die om gezondheidsredenen dit congres niet kan bijwonen. Hij schreef:
‘Mogen alle deelnemers de handen ineenslaan en zonder baatzucht hun geestelijke waarden samenbundelen tot heil der Nederlanden.’
De burgemeester van Vlaardingen heeft in het congresnummer van Neerlandia geschreven: ‘Van ganser harte hoop ik een grote schare deelnemers aan het 35e Nederlands congres welkom te mogen heten’.
Daartoe geef ik hem nu de gelegenheid.’