Neerlandia. Jaargang 65
(1961)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdBalans van beleidTwee professoren, de hoogleraar in de economische en sociale geschiedenis aan de Groningse universiteit, dr. H. Baudet, en de hoogleraar in de economische geschiedenis aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, dr. I.J. Brugmans, zijn de initiatiefnemers geweest voor het samenstellen van het aan ons ter beoordeling gezonden boek ‘Balans van Beleid’, met de ondertitel ‘Terugblik op de laatste halve eeuw van Nederlandsch-Indië’. Geheel Nederland zou deze beide hoogleraren daarvoor warme hulde moeten brengen. Wij verwachten echter niet, dat Nederland veel gerucht over deze uitgave zal maken. Indië heeft nóóit de algemene belangstelling in het moederland genoten. Waarom dan nù? Wij persoonlijk juichen het toe, dat dit boek geschreven is en dat zestien vroede mannen, deskundigen, niet alleen op eigen terrein, maar dikwijls ook op het bredere terrein van het koloniale bewind, ieder op zijn eigen wijze en naar eigen appreciatie, als tijdgenoten van een historisch gebeuren, hebben getuigd en wel zo, dat daardoor een grondslag is gelegd voor historisch inzicht. Het was noodzakelijk dat dit boek werd geschreven. Onder invloed toch van de als een stormvloed over de wereld gaande beweging van nationale onafhankelijkheid, is niet alleen bij de jonge naties, maar ook in de boezem van de vroegere leidende volken, vrijwel algemeen de tendens ontstaan alles uit de koloniale tijd te veroordelen, zonder veel onderscheid te maken tussen de goede en de minder goede zijden daarvan. Een dergelijke houding tegenover het koloniale bewind is naar ons oordeel te betreuren, omdat de leiders der jonge naties in Afrika en Azië in hun drang naar snelle ontwikkeling zo vaak voor dezelfde of voor soortgelijke problemen komen te staan als hun voorgangers. Het zou derhalve in het belang dier naties zijn. de continuïteit te behouden, overal waar deze zich mocht aanbevelen. | |
Inventaris van Nederlandse activiteiten.‘Balans van Beleid’ heeft er naar gestreefd - en is daarin o.i. ook geslaagd - in een kort bestek een denkbeeld te geven van doel, beginselen, methodiek en resultaten der voormalige Nederlandse overzeese staatkunde en van de sfeer in de gemengde Indische maatschappij dier dagen. Wij zouden het boek kunnen typeren als een soort ooggetuigenverslag van personen, die nu nog, steunend op eigen ervaring, aan zulk een verslag konden medewerken, hetgeen straks niet meer mogelijk zal zijn. De rijen van hen, die de belangrijke koloniale periode van de eerste helft der 20ste eeuw hebben meegemaakt, beginnen reeds te dunnen. Daarom was het wijs van de hoogleraren Baudet en Brugmans er intijds voor zorg te dragen, dat de besten uit de besten, zij, die vrijwel het gehele gebied van de Indische | |
[pagina 92]
| |
maatschappij met haar vele kanten en haar vele netelige vraagstukken konden bestrijken, nù een betrouwbare inventaris aan ons hebben voorgelegd van al wat Nederlandse deskundigheid, toewijding, vlijt en inspanning, zowel in het ambtelijke als in het bedrijfsleven, op verantwoorde wijze en in het algemeen in voortreffelijke samenwerking met de Indonesiërs hebben tot stand gebracht. Bij het lezen van dit boek gevoelden we ons gelukkig als Nederlander ook te hebben behoord tot hen, die vele jaren hebben mogen medewerken aan het verbeteren en verhogen van het welzijn der Indonesische bevolking, te mogen behoren tot een volk, dat, zoals dr. A.D.A. de Kat Angelino - een der zestien medewerkers - zegt, uit honderd burchten, grietenijen, dorpen, Hanse-steden, stadsrepublieken, waterschappen is gegroeid tot een voldragen natie en staat, een volk, dat levend tussen zo gevarieerde autonome groei, talen, dialecten, godsdienst en secten, zeden en gewoonten, klederdrachten en architectuur, in staat was tot een zo merkwaardig en innig medeleven met andere volken. Verschil in natie, ras, status of gdsdienst werd door ons in Indonesië nooit verscherpt tot onoverbrugbare tegenstellingen en wij bleven in het algemeen vrij van culturele en andere superioriteitsgevoelens. Alleen een volk als het Nederlandse of het Zwitserse, meent dr. De Kat Angelino, was in staat een koloniaal stelsel van zo grote conceptie aan Indonesië te geven. De Nederlander zat de synthese-methode eenvoudig in het bloed. Wij dienen nog even terug te komen op de omstandigheid, dat dit boek werd geschreven in een periode, waarin een kleine vijftig jonge staten op de wereld, thans precies hetzelfde willen en ook moeten gaan doen, wat wij en andere Westerse staten sinds 1900 of vroeger hebben gedaan. Voor deze staten zal een schatkamer van ervaring gesloten blijven, indien de gedachte blijft leven dat achter de deur dier schatkamer slechts bekrompenheid en onderdrukking te vinden zouden zijn.
Daarom willen wij er hier op aandringen, dat ‘Balans van Beleid’ in Engelse vertaling liefst zo spoedig mogelijk verschijne om aldus in ruime kring belangstelling te wekken voor onpartijdige bestudering der voormalige Nederlandse overzeese staatkunde en haar, voor allen die medewerken aan de versnelde ontwikkeling in Azië en Afrika, zo belangrijke en succesvolle methodiek.
Wij betreuren het, dat ons voor de bespreking van dit uiterst belangrijke werk niet meer plaatsruimte kon worden toegemeten. Maar dat is bij een klein maandblad nu eenmaal onvermijdelijk. Wij zouden uit het voortreffelijke gedocumenteerd artikel van prof. Brugmans over de onderwijsvoorziening, waarbij toch kwalijk kan worden gedacht aan ‘eigen belang van de overheerser’, bladzijden willen aanhalen. Het kan helaas niet. Iedereen zal - ook zonder dat - begrijpen, dat in een land als Indië met tientallen volken en tientallen talen, met een sterke tegenzin onder de landelijke bevolking tegen schoolonderwijs, de moeilijkheden voor de overheid als bergen oprezen. En toch wist de Indische overheid een onderwijsstelsel door te voeren dat bijna geniaal kan worden genoemd. Wat was de reactie in Indonesië na 1950? Alleen dit, dat als resultaat van 350 jaren Nederlands bewind (welk een gebrek aan historisch begrip als men bedenkt, dat de gouverneurgeneraal Van Heutsz in 1904 de openlegging van de Buitengewesten voor het eerst aanpakte).... 93% van de bevolking tot de analfabeten moest worden gerekend. Maar met dit fabeltje, gebaseerd op onjuiste gegevens, rekent prof. Brugmans eens en vooral af. Wij zouden dr. De Vries willen volgen bij zijn uiteenzetting over de welvaartsdiensten, die de overheid, in prachtige samenwerking met Indonesiërs en alléén in het belang van de inheemse bevolking in het leven riep. De bijdrage van dr. Haccou: ‘N.I. economisch een beeld van groei en strijd’, zouden wij wel geheel willen afdrukken. Hij schetst de betekenis van het economische overheidsbeleid voor Indië, hij ontzenuwt aan de hand van cijfers de zo algemeen in bepaalde kringen geuite, maar gelukkig ook door velen gewraakte ‘winstdrainage’. Hij staat stil bij het particulier initiatief en de enorme groei van de landbouw op Westerse en niet-Westerse ondernemingen. Bij velen, die Indië niet gekend hebben, zouden de ogen wijd opengaan, indien zij de schets van de staatkundige ontwikkeling in Indonesië van de kundige hand van mr. W.H. van Helsdingen (o.a. burgemeester van Soerabaja en voorzitter van de Volksraad) nauwkeurig lazen. In een kort bestek geeft de bekwame doctor in de Oosterse letteren, G.F. Pijper, ons een helder inzicht in de door de Nederlandse regering in Indië gevoerde Islampolitiek.
Het schonk ons voldoening in deze bijdrage te lezen, dat ‘de edele leider van Al-Irsjaad, de hoogbejaarde Sjaich Ahmad Surkati al-Ansari, een godgeleerde van Soedanese afkomst, sinds tientallen jaren in Indonesia gevestigd, na terugkeer van een lange reis door Arabische landen, toen nog merendeels koloniale gebieden, in het openbaar als zijn mening uitsprak, dat nergens waar hij was geweest, de Moslims zoveel vrijheid genoten als in Indonesia’. Deze uitspraak werd hem door de nationalisten vanzelfsprekend hoogst kwalijk genomen.
Iedere lezer zal getroffen worden door de visie van de bekende journalist Besnard, die in zijn artikel getiteld: ‘Verstoorde persoonlijkheid’ op blz. 110 schrijft: ‘het kapitalistische stelsel heeft, al hebben hele geslachten van demagogen dit beweerd, het land niet uitgebuit. Het heeft integendeel Indonesië economisch verrijkt, maar.... het heeft wel, zij het ondoordacht en ongewild, de persoonlijkheid van het volk uitgezogen.’ Daar wordt men wel even stil van, al zouden wij deze conclusie in haar algemeenheid niet tot de onze kunnen maken. Men moet het betoog van Besnard over dit onderwerp van | |
[pagina 93]
| |
a tot z lezen en rustig overdenken om te kunnen begrijpen, hoe hij is kunnen komen tot zijn conclusie dat onze mislukking en die van andere volken, die in hun koloniën hun best deden, in een misrekening lag. En wel dèze, dat onze cultuur, hoe weldadig wij haar voor ons zelf mogen achten, vernietigend wordt voor de persoonlijkheid van andere volken en dus kapitale schade aanricht. Daaraan hebben wij - zo verzucht de heer Besnard - te weinig aandacht geschonken. Zoals reeds gezegd onderschrijf ik deze conclusie in genen dele. Wel ben ik van mening, dat versnelde ontwikkeling overal ter wereld het van oudsher overgeleverde verandert en moet veranderen, om het even of de leiding uitheems of inheems is. Maar den willen wij er toch tegelijk op wijzen, dat juist de Nederlandse synthese-politiek met haar methodiek van aanpassing en geleidelijkheid beoogde die onvermijdelijke sociaalpsychische pijn zoveel mogelijk te verzachten. Men kan onmogelijk een volk economisch omhoog stoten en tevens verwachten, dat ze daarbij in de gezapige rust achter hun gamelan en bij hun wajangvertoningen kunnen blijven dromen. Om een typisch Engelse uitdrukking te bezigen: ‘you can't eat your cake and have it’. Dààraan heeft de heer Besnard te weinig gedacht. Er zijn onder de zestien vroede mannen nog anderen, die eerlijk en openhartig wijzen op door ons in Indonesië gemaakte fouten en die scherp omlijnen waarin wij h.i. hebben gefaald. Wij zouden méér dan mens zijn, indien wij géén fouten hadden gemaakt en indien wij soms niet hadden gefaald. Wij gevoelen ons echter veilig bij een door prof. Brugmans aangehaalde uitspraak van de grote Van Vollenhoven, die eens gezegd heeft: ‘Alleen die stil zit, houdt zich van misstap vrij’. | |
Indisch nationalisme.Dr. P.J.A. Idenburg heeft getracht het Nederlandse antwoord op het Indisch nationalisme te formuleren. Idenburg stelt in zijn artikel o.a., dat Nederland, zich veilig omsloten gevoelende door het Britse Imperium, vergeten heeft, dat koloniaal bezit in belangrijke mate een object is van internationale politiek; het Nederlandse defensiebeleid hekelt hij fel, vooral ook het houden van de Indonesiërs (Ambonnezen en Menadonezen vormden van oudsher een waardevol onderdeel van het K.N.I.L.) buiten onze weermacht. Ten opzichte van het nationalisme getuigt z.i. onze vooroorlogse politiek noch van een scherp inzicht, noch van een fantasievol vooruitzien. Zeer betreurt hij, dat het nooit (b.v. door een Rondetafelconferentie) tot ‘een gesprek’ is gekomen tussen de Overheid en de nationalisten, toen dat nog mogelijk leek. Later wezen vele nationalisten elke toenaderingspolitiek af. Naast het artikel van dr. Idenburg legge men dan de bijdrage van dr. J.W. Meyer Ranneft, laatstelijk lid van de Raad van State, een man, die in Nederlands-Indië een zeer bijzondere carrière heeft gemaakt: bestuursambtenaar, lid, later voorzitter van de Volksraad, vice-president van de Raad van Indië. Hij stelt zich de vraag: ‘Wat leefde in de geesten in 1900 en in 1945?’ Als de belangrijkste reden van het niet-herrijzen van Indië noemt hij de omstandigheid, dat de koloniale maatschappij van vóór 1940 - in het wereldklimaat van 1945 en daarna - als onbehoorlijk werd veroordeeld. Niet misstanden in Indië waren daarvoor de diepste ondergrond, maar veeleer de grote nieuwe psychologische feiten in de wereld van ná 1945. Nederland heeft z.i. echter gefaald in het streven naar het scheppen van een in vrede snel evoluerende samenleving èn in het streven naar goede en vruchtbare verstandhouding en samenwerking, speciaal met Engeland en Amerika, in dit proces aan het einde van het koloniale tijdperk in West-Europa. | |
Onze synthese-politiek.Tenslotte het artikel van dr. A.D.A. de Kat Angelino, de schrijver van het in 1929 verschenen, in regeringsopdracht geschreven standaardwerk ‘Staatkundig beleid en bestuurszorg in Nederlandsch-Indië’, waarin de grondgedachte van het toenmalig koloniaal beleid werd neergelegd. Zijn artikel in ‘Balans van Beleid’ draagt de titel: ‘De ontwikkelingsgedachte in het Nederlands overzees bestuur’. Hij verdedigt vol overtuiging de Nederlandse synthese-politiek, die hij ook in zijn standaardwerk als het meest aanbevelenswaardige stelsel met enthousiasme heeft verdedigd. Deze politiek toch streefde naar bescherming en weerbaarmaking van het Indische cultuur- en volkseigen, waarbij steeds op de voorgrond stond differentiatie naar behoefte en geen star conformisme, zolang traditie, lokale loyauteit en piëteit houvast voor het leven moesten geven. Het Westers bestuur voerde in rust, orde en harmonie, met overreding in vrijwilligheid, die immers het meest de menselijke waardigheid eerbiedigt, de geleide, versnelde ontwikkeling in snel tempo uit. De Kat Angelino geeft voorts in een indrukwekkend betoog een hoogstaande vergelijking tussen het Nederlands beleid en de koloniale systemen van Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten (Philippijnen). Hij besluit zijn artikel met de opmerking, dat de oorlogscatastrofe geen enkel Westers bestuur de kans heeft gegeven de waarde van zijn ontwikkelingsmethodiek ten overstaan van de wereld aan de resultaten te toetsen. Nederlands arbeid is buiten zijn toedoen plotseling afgebroken. Aan enkele van de 16 medewerkers - Friedericy, Gerke (‘Personeelsbeleid’), Van der Veur (‘de Indo-Europeaan’) Kraemer en Wils (‘Zending en Missie’), Keuning en Nieuwenhuys - zijn we niet toegekomen. Niet, omdat wij hun bijdragen minder belangrijk vonden, maar alleen omdat ons een ‘tot hiertoe en niet verder’ werd toegeroepen. Wij besluiten met het uitspreken van onze hartewens: moge iedere Nederlander dit voortreffelijke, eerlijke boek lezen en de inhoud overdenken om dan ook op eerlijke wijze zèlf de weegschaal ter hand te nemen!Ga naar voetnoot*) P.d.K.A. |
|