Een nationalistische partij heeft in Vlaanderen altijd maar een relatief klein deel van de kiezers achter zich gehad, terwijl in de, op Belgische basis, georganiseerde grote partijen het flamingantisme slechts als één stroming naast andere zich kon doen gelden. Zelfs in de Vlaamse vleugel van de katholieke partij was en is het flamingantisme, hoewel veel sterker dan in de twee andere staatspartijen, vooral vertegenwoordigd door personen, niet door belangenorganisaties als vakbonden, middenstands-, boeren- en werkgeversgroeperingen. Leden, door deze organisaties in de partij op de voorgrond geschoven, zijn vaak tevens flamingant, maar ze zijn niet in deze hoedanigheid op de kieslijsten gekomen. Een aantal personen heeft in de C.V.P. carrière gemaakt als flamingant, maar ze vormen in de Vlaamse vleugel een kleine minderheid. Het flamingantisme heeft dus zelfs in de Vlaamse vleugel van de C.V.P. niet rechtstreeks een stempel kunnen drukken op de partijstructuur. Voorzover zich in het verleden een afzonderlijke Vlaamse vleugel, die politiek zelfstandig optrad, in de C.V.P. bij wijlen duidelijk aftekende, was dit voornamelijk het gevolg van een onrechtstreekse pressie. We zien dit met name na de verkiezingen van 1936, toen het, overwegend katholieke. Vlaams-nationalisme een grote vooruitgang bij de verkiezingen boekte.
De feitelijke zwakheid van de Vlaamse Beweging in het Belgische partijenbestel verklaart voor een belangrijk deel het op zichzelf merkwaardige verschijnsel, dat een taalgemeenschap, die de numerieke meerderheid van de bevolking in een democratische samenleving vormt, meer dan 40 jaar na de invoering van het enkelvoudig algemeen kiesrecht, nog steeds een sociologische minderheidspositie inneemt. Ik heb tot dusver de inhoud van het Vlaamse programma buiten beschouwing gelaten. In het algemeen was en is het een normaal verschijnsel, dat een nationale beweging de totstandkoming van autonome politieke instellingen voor de eigen volksgemeenschap nastreeft. In Vlaanderen heeft alleen de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging dit gedaan. Dat niet de gehele Vlaamse Beweging zich op een federalistisch standpunt gesteld heeft en stelt, heeft natuurlijk allerlei oorzaken. O.a. de omstandigheid, dat het flamingantisme in oorsprong niet anti-Belgisch was (en thans ook niet is), het vooral psychologisch belangrijke feit, dat de Vlamingen in België de numerieke meerderheid vormen, het bestaan van een katholieke meerderheid in Vlaanderen en een vrijzinnige in Wallonië. Maar doorslaggevend is m.i. toch wel de mede hieruit voortvloeiende structurele zwakheid van de Vlaamse Beweging, die nog steeds voornamelijk steunt op de intellectuele middengroepen en nooit kans heeft gezien andere politieke tegenstellingen dusdanig te overheersen, dat deze en de partijen die er de vertegenwoordigers van zijn, zich voegden naar een nationaal Vlaams politiek patroon, m.a.w. dat er Vlaamse katholieke, liberale en socialistische partijen ontstonden. Dergelijke nationale, op de basis van een volksgemeenschap, georganiseerde partijen komen gewoonlijk vanzelf tot de eis van federalisme of althans een zekere mate van autonomie. In de Belgische geschiedenis zien we dit duidelijk na de verkiezingen van 1936, toen de Vlaamse vleugel van de katholieke
partij zich als autonome partij constitueerde en vrijwel tegelijkertijd een gematigd, federalistisch program aannam. Het uitbreken van de oorlog heeft een verdere evolutie in deze richting afgebroken.
De Vlaamse Beweging is dus essentieel altijd een buitenparlementaire pressiegroep geweest. Ook wanneer het radicale gedeelte ervan als politieke partij optrad, stond het als kleine groepering grotendeels buiten het normale parlementaire spel - voorstellen, moties, amendementen, die de vooroorlogse Vlaams-nationalistische afgevaardigden indienden, werden vrijwel altijd verworpen - en fungeerde het als een zijdelingse pressiegroep, zulks in de tijden van electorale hoogconjunctuur voor het nationalisme effectiever dan andere vormen van buitenparlementaire pressie (d.m.v. cultuurverenigingen, straatbetogingen, etc.), omdat de sterkte van de overige partijen, met name de katholieke, er rechtstreeks door bedreigd werd. De verwezenlijkingen, die tussen de twee oorlogen op Vlaams gebied tot stand kwamen, vallen samen met de hoogtepunten van de Vlaams-nationalistische electorale sucessen. In de jaren dertig bepaalde het Vlaams-nationalisme in belangrijke mate het klimaat van de Vlaamse Beweging. Dat zijn invloed op de gehele Vlaamse Beweging niet nóg groter geweest is, was voornamelijk te wijten aan bepaalde ideologische tegenstellingen, zowel intern - het extreme grootneerlandisme tegenover het federalistische streven, autoritaire tegenover democratische stromingen - als ten opzichte van de andere partijen, in het laatste geval door de min of meer autoritaire oriëntering van het Vlaams Nationaal Verbond.
De uitgeoefende pressie steeg niettemin ver uit boven de parlementaire betekenis, die een kleine partij in normale omstandigheden heeft. Dat kon alleen, omdat die partij, zij het in wat radicaler vorm, de opinie vertolkte, zowel van een brede a-politieke stroming, als van belangrijke groepen binnen de grote staatspartijen. Zonder de van buitenaf uitgeoefende pressie was de positie van deze groepen in de partijen tegenover de partijbesturen niet sterk genoeg om de Vlaamse eisen door te zetten - bepaalde kleinere concessies daargelaten -, hoe hardnekkig ze daar ook naar mochten streven. Politieke partijen pogen nu eenmaal interne tegenstellingen, in de Belgische partijen vooral de Vlaams-Waalse tegenstelling, zoveel mogelijk te verdoezelen. Dat is normaal. Los van een brede Vlaamse stroming in en buiten de partijen zou het Vlaams-nationalisme niet veel betekend hebben. Het was dan ook niet het eigen programma - zover was de evolutie in 1939 nog niet gevorderd -, maar wel het programma van de andere, gematigder flaminganten, dat in de jaren dertig in grote lijnen verwezenlijkt is. Het was in en door de wisselwerking, die ik hierboven in grove lijnen geschetst heb, dat de Vlaamse Beweging zich kon doen gelden. Dat de groei van het Vlaams-nationalisme mede het doordringen van federalistische opvattingen in gematigder kringen bevorderde, was een bijkomend natuurlijk verschijnsel. De tweede wereldoorlog heeft een evolutie, die in volle gang was, onderbroken. Het Vlaams-nationalisme verdween, als gevolg van de collaboratie van het V.N.V. met de bezetter, van het toneel. De Vlaamse Beweging geraakte daardoor voor geruime tijd in discrediet. Mede - of voornamelijk - doordat andere tegenstellingen, o.a. de koningskwestie, en 't schoolvraagstuk het na-oorlogse politieke leven in België beheersten, kon de Vlaamse Beweging niet op gang komen, en dat ondanks het feit, dat men zich in Vlaamsgezinde kringen, wellicht scherper dan ooit,