[Nummer 3]
Beschamend
In 1944 werd te Londen tussen Nederland, België en Luxemburg een overeenkomst gesloten met de doelstelling te komen tot een economische unie. De naoorlogse moeilijkheden hebben de totstandkoming van deze unie lang vertraagd. Niettemin is de economische integratie, ondanks belemmeringen, voornamelijk op het gebied van de landbouw, thans vrij ver gevorderd. Benelux gold als een voorbeeld voor de andere Europese landen, hetgeen uiteraard onze ijdelheid niet weinig streelde.
Op economisch terrein gaat de Benelux-douane-unie evenwel op in de Euromarkt. Vandaar het streven om van Benelux meer te maken dan een louter economische unie. In de raadgevende parlementaire vergadering, die reeds gedurende een aantal jaren het Beneluxiaanse bouwwerk siert, worden ook culturele, sociale en andere aangelegenheden druk besproken. Het is niet onze bedoeling op deze plaats een balans op te maken van de Beneluxintegratie, al willen we niet verhelen, dat we geen al te hoge dunk hebben van de werkelijke resultaten op sociaal en cultureel terrein.
De politieke betekenis van Benelux zou evenwel het belangrijkste moeten zijn, d.w.z. dat in vraagstukken, waarbij wij te maken hebben met de buitenwereld, in de eerste plaats op het stuk van de Europese integratie, onze landen één lijn zouden moeten trekken. In het bijzonder klemt deze noodzaak in het kader van het kleine Europa van de zes.
Voor kleine landen als de onze brengt het samengaan met twee groten immers toch al genoeg risico's met zich mee!
Van de in officiële toespraken doorgaans zo opgehemelde Beneluxgeest is tijdens het onlangs te Parijs gehouden topoverleg van de regeringsleiders van de landen, die deel uitmaken van Klein-Europa, bepaald niet veel gebleken. In dag- en weekbladen is over het te Parijs verhandelde voldoende geschreven, zodat we daarop niet nader behoeven in te gaan.
Wij menen, dat de Nederlandse minister van buitenlandse zaken tijdens de conferentie een juist standpunt heeft ingenomen en dat België in gebreke is gebleven door Nederland niet bij te vallen, maar of het Nederlandse standpunt nu al of niet juist is, is in deze beschouwing niet onze primaire bekommernis.
Het kardinale feit, een feit waaraan de pers veel te weinig aandacht besteed heeft, is, dat na 15 jaar Benelux niet eens gepoogd is ten aanzien van President de Gaulle's voorstellen tot een gemeenschappelijk Beneluxstandpunt te komen. En die voorstellen waren toch belangrijk genoeg voor de toekomstige ontwikkeling in Europa.
Benelux gaat ons ter harte, omdat het politieke samengaan van Nederland en België de plaats van de Nederlandse cultuurgemeenschap in een Verenigd Europa, zij het een klein dan wel een wat groter Europa, moet waarborgen. Daarom in het bijzonder is de ervaring, die de Parijse conferentie ons gegeven heeft, zonder meer beschamend. Binnenkort wordt in Bonn een tweede bijeenkomst van de zes regeringshoofden gehouden. Zullen de Beneluxlanden dan wèl één lijn trekken? Het argument, dat na Parijs aangevoerd werd, nl. dat er geen tijd was geweest voor overleg, kan dan moeilijk als verontschuldiging gelden. Het is overigens een nogal pover argument, omdat het alleen maar aantoont, hoe weinig de Beneluxpartners in hun Europese politiek op elkaar ingeschoten zijn.
Laat het Beneluxparlement zich eens met dit probleem bezig houden: Hoe kan voorkomen worden, dat in een bepaalde politieke situatie, die zich bij verrassing kan voordoen, de Beneluxpartners verschillende standpunten innemen? Pas als een antwoord gevonden is op de vraag, wat onze positie moet zijn in Europa, heeft het zin om verder te dokteren aan landbouwtarieven, aan eenmaking van het recht, toneeluitwisseling en andere nuttige aangelegenheden.
Toen het bovenstaande reeds geschreven was, vond de revaluatie van de gulden plaats, zonder dat de Beneluxpartners hierin gekend waren.
Het Beneluxverdrag schrijft voor, dat de betrokken partijen slechts in gemeen overleg tot een wijziging van de wisselkoers mogen overgaan. Nu kan zich natuurlijk de situatie voordoen, als wellicht in het onderhavige geval, dat nood wet breekt, maar de Belgische en Luxemburgse regeringen hadden formeel, zoals Den Haag ook toegaf, gelijk met hun protest tegen de eenzijdige Nederlandse maatregel. Ook dit voorval bewijst, dat Benelux nog allesbehalve een politieke werkelijkheid is. Overigens: de Belgische regering beseft kennelijk niet, dat ze - na Parijs! - zelf boter op het hoofd heeft.
Er is over het plan-de Gaulle in het afgelopen weekeinde - we schrijven 20 maart - te Brussel overleg gepleegd tussen de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr. Luns en zijn Benelux-collega's.
Gelukkig, zijn we geneigd te zeggen. Minder gelukkig is evenwel, dat het overleg geen resultaten heeft opgeleverd en Nederland zeer vermoedelijk alleen zal staan.