Neerlandia. Jaargang 65
(1961)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
‘Werkgroep Nederland’ in Zuid-VlaanderenIeder van u, die min of meer van nabij de lotgevallen van Zuid-Vlaanderen volgt, weet. dat de ‘Werkgroep Nederland’ bestaat en dat zij, praktisch gezien, in dit seizoen veel voor de zaak heeft gedaan.
Toch is de Werkgroep niet begonnen als een instelling om specifiek voor Zuid-Vlaanderen te zorgen. Zij heeft zich vroeger al als allereerste punt gesteld: de jeugd, ongeacht in welk verband zij georganiseerd is, goed en verantwoord te laten kamperen. Het tweede punt, dat aan de structuur van de Werkgroep ten grondslag ligt, is: in alle gebieden, waar de Nederlandse taal ernstig bedreigd wordt, de Nederlandstalige aanwezigheid te versterken, door er in de vakanties voor kortere of langere tijd Nederlandssprekende groepen te laten kamperen. Deze twee punten probeert de Werkgroep te combineren. Zo werden de eerste kampen gehounden in Hulst en in Aardenburg - niet zozeer, omdat daar onze taal en cultuur zoveel gevaar lopen, maar meer, omdat de Werkgroep veel belang hecht aan contact met Noord-Nederland. Hulst en Aardenburg, twee .Vlaamse steden in Nederland' zijn voor de Vlamingen uitermate geschikt als springplank naar het ‘hoge Noorden’.
Wat betreft de bedreigde gebieden, liet men het oog vallen op de Voerstreek, de sector Ronse in de streek van de taalgrens en op Zuid-Vlaanderen. In de toekomst wil men nog gaan werken in Wallonië, ten behoeve van de Vlamingen aldaar en in het gebied Kleef-Kevelaar: Nederland in Duitsland. We beperken ons in dit verslag tot de werking in Zuid-Vlaanderen.
Omdat de Werkgroep zoveel subsidies en gezag nodig had, begon zij te streven naar algemene erkenning. Op 23 januari van vorig jaar werd de ‘Vereniging zonder Winstoogmerken Stichting Werkgroep Nederland’ opgericht, waarvan de statuten verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad op 18 februari 1960 onder nr. 560. Op 2 april werd de Werkgroep voorwaardelijk erkend als opvoedende jeugddienst door de Hoge Raad van het Ministerie van Openbaar Onderwijs.
Vervolgens begon men aan het bijna hopeloze werk in Zuid-Vlaanderen gebouwen en kampeerterreinen te huren met persoonlijk kapitaal, want de subsidies lieten en laten onbegrijpelijk lang op zich wachten. Van die woestenijen van terreinen en van die puinhopen van gebouwen moest men volwaardige jeugdhemen maken. Het is gelukt, want op 8 juli 1960 konden de eerste orgepen ontvangen worden.
In Zuid-Vlaanderen zijn voor het ogenblik drie jeugdhemen: De Reuze en de Reuzinne, beide op de Kasselberg en plaats biedend aan samen 90 kampeerders en het jeugdheem op de Katsberg, dat 60 personen kan nerbergen. Dit jaar hebben alles bij elkaar 2.000 mensen in de Westhoek gekampeerd - afgezien van diegenen, die verbleven op de proefkampeerplaats in Hazebroek en de groepen, die op eigen houtje trektochten maakten door Zuid-Vlaanderen. In totaal waren deze vakantie ruim 2.500 jonge mensen betrokken in de actie voor Zuid-Vlaanderen: geen gering aantal, wanneer men in aanmerking neemt, dat dit hele jaar bedoeld was om te zien ‘wat het zou worden’.
Men heeft deze actie geen demonstratief-Nederlands karakter willen geven. De problemen in dit land liggen zo aan de oppervlakte, dat je er uit eigen beweging wel achter komt, hoe een en ander daar zit. De jonge mensen, die ginds verbleven, moesten alleen maar de mogelijkheid krijgen, om de sfeer en de toestand in Zuid-Vlaanderen eens ‘aan den lijve te ondervinden’. Ze ontdekten zelf, in welke winkel je met Nederlands nog terecht kon, en ze gingen liever in die winkel boodschappen doen, omdat ze zich in het Frans moeilijk verstaanbaar konden maken. Wat aan een kruidenier (in beide betekenissen van het woord) de uitroep ontlokte: ‘Tiens, mijn zoon moet ook Vlaams leren, dan kan hij verkopen aan de Belgen’. Het economisch belang om Nederlands te spreken! De Werkgroep heeft ook geprobeerd, contact met de mensen van de streek te krijgen. Dat is in alle opzichten gelukt. Men hield bijvoorbeeld een groot kampvuur op de markt in Kassel, er werden liedjes gezongen en de Fransen, die belangstellend kwamen kijken, ontdekten, dat die vreemdelingen uit Nederland en België ook hun taal spraken. Het eerste contact was spoedig gelegd: ‘mogen we erbij komen zitten?’. Dat mocht natuurlijk, want daar was het om begonnen. Zo werd op 3 augustus op de Kasselberg een dansfeest gehouden, alleen maar om de verschillende groepen, die in de Westhoek kampeerden, eens bij elkaar te krijgen en hun een plezierige namiddag te bezorgen. Het werd een plezierige namiddag, vooral omdat een aantal jongeren uit Kassel kwam kijken, en toen de eerste verlegenheid over was, speelde iedereen het spelletje mee. Later vernamen we, dat er al verschillenden elkaar beloofd hadden, bij elkaar te gaan logeren, of tenminste, om te blijven schrijven. ‘La Voix du Nord’, een krant die in heel Noord-Frankrijk verspreid wordt, wijdde een enthousiast verslag aan dit feest en trouwens ook aan het kampvuur, dat een paar dagen later in Hazebroek werd gehouden en waar opvallend veel Zuid-Vlamingen waren.
Dit waren een paar praktische punten. Voor het volgend jaar gaat men, om het contact met de bevolking op te nemen, rondreizen met een poppenkast voor de jeugd. Maar men wil nog meer. Het aantal jeugdhemen moet daar dringend uitgebreid worden, temeer omdat er dit jaar 6.000 mensen waren, die in Zuid-Vlaanderen wilden kamperen. Er konden er maar 2.000 aanvaard worden, omdat er maar drie jeugdhemen zijn. Men hoopt volgend jaar dit aantal te verdubbelen. Het is duidelijk, welke onvermoede kansen we in Zuid-Vlaanderen gaan krijgen. De nieuwe jeugdhemen, die men nodig heeft, zouden het best gevestigd kunnen worden in plaatsen, waar cursussen in het Nederlands gegeven worden, of waar in de toekomst kans bestaat, dat men dergelijke cursussen kan gaan geven. Zo ontstaan er langzamerhand in de Westhoek centra, waar het Nederlands weer een belangrijke rol gaat spelen. En waarom niet?Ga naar voetnoot*)
Lieselot van Son. |
|