geschiedt vanaf deze gewijde plaats van het Vlaamse offer, van het Nederlandse offer.
Het zou namelijk een jammerlijke beperking zijn van onze hulde en van onze eerbied, wanneer onze gedachten slechts zouden uitgaan naar de doden uit de eerste en de tweede wereldoorlog.
Want juist deze vlakte is gedurende eeuwen het strijdtoneel geweest van de Vlaamse, van de Nederlandse vrijheidswil.
Hier stierven diegenen, die, onder Zannekin moe gesard, opstonden tegen de economische verdrukking door een machtige, volksvreemde minderheid.
En hier stonden ook diegenen die zich in een laatste krachtsinspanning verzetten tegen geestelijke verdrukking en dwingelandij. Hier in de Vlaamse kustvlakte was het namelijk dat Oldenbarnevelt, de stut en steun der Nederlanden, de traditie voortzettend van de Grote Zwijger, alle Nederlanders opriep tegen de Spaanse overheersing en in een laatste dringend beroep smeekte daarvoor alle godsdienstige verschillen opzij te zetten.
Bedevaarders, de Toren, die gij thans als een hulde aan het offer ten tweeden male opbouwt, is niet alleen het grootste vredesmonument ter wereld, maar ook - geschonden als hij is door eerlozen - misschien ook het bitterste getuigenis van de verguizing der edelste idealen en verlangens door eigenbelang, zelfzucht, wrok en haat.
Zozeer zelfs dat een Zuidafrikaans dichter zich hier op deze zelfde vlakte op het graf van een zijner volksgenoten kon afvragen:
En êrens en oud Vlaanderland staan daar
'n eensame kleine kruisie. - Seun van God!
Moet ons ou volkie aanhou offer tot
ons, soos u kruis, oor heel die wereld staar?
Stil, stil, my hart, al kan jij niks meer dra
in Vlaand're rus 'n seun van Afrika!
Doch het is goed zo, want juist in die dichterlijke vertwijfeling wordt de geschonden IJzertoren tot een levend symbool van ons goed recht! Aan de grens van het Nederlands cultuurgebied, gemarteld en gewond, als het landschap waaruit hij zich verheft, moet de Toren zijn het door offervaardig leed gelouterde eenheidssymbool der Nederlanden.
Juist in onze dagen! Nu vage gedachten aan een zogenaamde algemene menselijkheid als dekmantel dienen voor een louter economisch streven naar éénwording, hetzij in Benelux of in een vernummerd Europa, en nu een zuidelijke, ons volksvreemde en door de eeuwen heen agressieve cultuur zich andermaal opmaakt om op grond van een vermeende en twijfelachtige ‘grandeur’ zeggenschap te eisen ook over onze Nederlandse bestemming, juist nu is het geboden het eenheidsbesef der Nederlanden uitdrukkelijk te bevestigen, en waakzaam en eendrachtig te zijn.
Waakzaam over onze taal, ons Nederlands erfdeel en onze culturele saamhorigheid.
En eendrachtig, trots alle politieke, levensbeschouwelijke of godsdienstige verschillen.
Eén van overtuiging en wil.
Op de vlakte van de IJzer, in het aangezicht van het Vlaamse offer,
heffen wij hart en handen
voor het heil der Nederlanden
Tot doodsbeproefde trouwe