Viering Koninkrijksdag in Nederland en overzee
Het nov./dec.-nummer van Neerlandia, dat nog vóór de Kerstdagen verscheen, was reeds ter perse, toen wij in het bezit kwamen van de verschillende berichten over de viering van Koninkrijksdag in Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen. Er moest dus volstaan worden met een korte mededeling over het eerste lustrum van Koninkrijks- of Statuutdag.
Thans volgt, zoals we dat hebben toegezegd, in het kort een overzicht van de gebeurtenissen, welke plaatsvonden met betrekking tot deze herdenkingsdag.
In de Tweede Kamer der Staten-Generaal herdachten de voorzitter, dr. L.J. Kortenhorst, de vice-minister-president, drs H.A. Korthals, de gevolmachtigde ministers van Suriname en de Nederlandse Antillen, Z.E. mr. dr. R.M. Pos en Z.E.W.F.M. Lampe, het eerste lustrum van het Statuut van het Koninkrijk. Allen getuigden van de grote eensgezindheid tussen de deelgenoten, de tot uiting gekomen gevoelens van lotsverbondenheid en de uitstekende sfeer, waarin het samengaan tijdens de afgelopen vijf jaren heeft plaats gehad.
In de stampvolle Haagse Dierentuinzaal vierden honderden Antillianen en Surinamers op uitbundige wijze hun ‘Statuutdag’. Eregasten waren de gevolmachtigde ministers van Suriname en de Nederlandse Antillen.
Prof. dr. R.H.J. van Lier zette in een feestrede de samenwerking in rijksverband uiteen en belichtte de betekenis van het Statuut, dat zijn fundament vindt in vrijwilligheid, gelijkwaardigheid en eenheid. Het nut van de samenwerking is in de afgelopen vijf jaren op velerlei gebied gebleken.
Blijkens een artikel, opgenomen in het programma van de Koninkrijksdag, zijn sedert 1954 de culturele betrekkingen tussen de drie landen onderling intenser geworden en de belangstelling voor elkaars economische ontwikkeling is gegroeid. Nederland, Suriname en de Antillen zijn voor elkaar opengegaan, vooral ook in het menselijk vlak. De vroegere onbekendheid van de Nederlander voor de West is belangrijk afgenomen; op de scholen wordt meer aandacht aan de rijksdelen overzee besteed. De Surinamer en de Antilliaan, niet blind voor de belangstelling, die van Europa uit voor hen getoond wordt, hebben hun vroegere afzijdige houding laten varen om het wederzijdse vertrouwen, de voornaamste basis voor elke samenwerking, te vinden.
In de beide overzeese rijksdelen is de statuutdag met plechtige en feestelijke bijeenkomsten gevierd.
Te Paramaribo werd de op 7 december door de Staten goedgekeurde vlag op het Oranjeplein, voor het standbeeld van koningin Wilhelmina, voor het eerst gehesen, bij welke gelegenheid gouverneur J. van Tilburg, de voorzitter der Surinaamse Staten, de heer Kaag en minister-president mr. S.D. Emanuels, redevoeringen hielden. De nieuwe vlag bood de gevolmachtigde minister voor Suriname, Z. Exc. mr. dr. R.M. Pos, op Soestdijk aan H.M. Koningin Juliana aan.
Suriname heeft thans ook een eigen volkslied (woorden van Trefossa, schuilnaam voor H. de Ziel) en melodie van J.C. du Puy, opnieuw bewerkt door de heer R.E. Snijders.
Ook in de Ned. Antillen werd voor het eerst de Antilliaanse vlag gehesen en wel door premier E. Jonckheer, die daarbij een rede uitsprak. De voorzitter van de Staten, de heer J.A.O. Bikker, sprak daarna in de landstaal; tenslotte voerde de gezaghebber M.P. Gorsira het woord.
Op de Ned. Antillen werden opstelwedstrijden gehouden voor de jeugd, die een opstel moest maken over de werking van het Statuut, waarover tevoren radio-uitzendingen waren gegeven. Op alle scholen is op 14 december een boodschap van de min.-president voorgelezen over de betekenis van het Statuut.
De op Curaçao gelegerde mariniers zorgden voor een klinkende taptoe, waarna een mars door Willemstad werd gemaakt. Een plaatselijk muziekgezelschap gaf een uitvoering op het Brionplein.
De feestelijkheden werden door Polygoon Profilty opgenomen.
Op de Bovenwindse eilanden werden soortgelijke feestelijkheden gehouden en werd ook de nieuwe vlag plechtig gehesen.
Statuutdag is waardig herdacht. Moge over vijf jaren ook van de zijde der Nederlanders meer begrip en belangstelling worden getoond voor het Statuut, opdat dan kan worden gesproken van een algemeen nationaal feest, dat nu nog hoofdzakelijk door de rijksdelen overzee en te weinig door Nederland werd gevierd.