[Nummer 1]
Het nieuwe kleed
De band, waarin Neerlandia thans voor het eerst verschijnt, werd ontworpen door een veelzijdig en kunstzinnig man, die geestdriftig is, als geen, voor alles wat in het leven goed en schoon is.
De heer H.G.J. Wennekers heeft zich terdege vertrouwd willen maken met de inhoud van vele vroegere nummers van ons Verbondsorgaan, vooraleer zijn gedachten te bepalen en vorm en kleur te kiezen. En ook de opmaak en indeling zijn, althans in opzet, daarmede in overeenstemming. Neerlandia is dus geenszins bezweken voor de propaganda- of reclame-zucht, noch voor de verleiding van bepaalde, hedendaagse stromingen in de aankleding van maandbladen of tijdschriften. Het heeft integendeel ook in zijn uiterlijke verschijning bewust voeling willen houden met het verleden, dat ons vooral een voortdurende bron moet zijn van zelfbesef en gerechte fierheid. En zonder hetwelk iedere vernieuwing een dwaze onderneming zou zijn, en ondankbaarheid tevens. Ondankbaarheid tegenover de velen, die ons voorgingen en die het Algemeen Nederlands Verbond, gedurende meer dan zestig jaar nu, veilig tussen alle klippen van partij-schap en levensbeschouwelijk meningsverschil hebben geloodst. Ondankbaarheid vooral tegenover de mannen, die na de tweede wereldoorlog onze doelstellingen hebben weten hoog te houden in een verzakelijkte wereld temidden van groeiende onverschilligheid voor de blijvende waarden onzer nederlandse beschaving.
Hun, in de eerste plaats, zij de belofte van het nieuwe Neerlandia een dankbare hulde!
*
Doch hoopvol als de kleur van het nieuwe kleed is ook de toekomst! Gesterkt door de éénheid met ons groot verleden en door de verbondenheid onzer éénsgerichte krachten, kan er geen aarzeling meer zijn in onze harten, noch twijfel in onze geest. Noch in Neerlandia! Dat onze vlag zal zijn overal waar wij, om het heil der Nederlanden, stelling zullen kiezen en strijdbaar zijn.
Tweemaal in de west-europese geschiedenis werd de éénheid der Nederlanden jammerlijk verscheurd door vreemde machten. Eenmaal in Afrika ernstig en verraderlijk bedreigd. Doch telkens weer hebben, hier en ginds, de besten van ons volk onze saamhorigheid bevestigd en om eendrachtig samengaan geschreeuwd: Oranje, de grote Zwijger voorop! En na hem: de behoud-gezinden onder het onverschillig Bewind der Oostenrijkers, de zwoegers en verdrukten onder de dwingelandij van Napoleon, en de Trekkende Boer! Verloo; de Rederijkers van Vlaanderen en Brabant; Jan Frans Willems en dokter Snellaert; Koning Willem I en de wijze Falck; tot in onze dagen toe: de kleurrijke Geerten Gossaert en allen, die in de lage landen ‘hoofdig en hartig’ waren. Maar wier roep om eenheid werd overstemd door het rumoer en gesmoord door baatzucht, partij-geest of nodeloos godsdienstig getwist, omdat zij, onze groten, tegenover het lawaai en het gejoel van gauwerds en smuigers, eerbaar bleven en fatsoenlijk.
Nu echter, levendiger dan ooit, nederlandse bewustheid groeiende is, en onze eenheid, meer dan ooit, noodzaak is geworden en voorwaarde voor onze vrijheid en zelfstandigheid, nu mag het rumoer geen kans meer krijgen en moeten ook verstand, rede en fatsoen stem hebben, en man-haftig zijn.
Neerlandia, sinds lang de vlag onzer eenheid, zij ook de stem van ons verlangen!
En groen is de toekomst!
Gh.