Orangisme
Onze koningen Willem I en Willem II hadden lang na de muiterij en scheuring van 1830 hun getrouwe aanhangers in België geldelijk ondersteund. Maar dit Orangisme, dat streefde naar het herstel van de Oranje-dynastie in België, bleek niet levensvatbaar te zijn.
Koning Willem III wilde er niets meer van weten, zoals hij in 1885 rondborstig aan een afgezant van de nieuwe koning Leopold II verklaarde. In 1860 reeds had Willem III te Luik een onderhoud met Leopold I gehad, waardoor ‘doornige’ Nederlands-Belgische onderhandelingen over de Maas vergemakkelijkt werden. Later in dat jaar hadden beide monarchen een vruchtbare bijeenkomst in 's Konings stamland, en wel in Wiesbaden, de hoofdstad van het hertogdom Nassau.
Leopold I hechtte aan deze ontmoeting de hoogste waarde, ook met het oog op de staatkundige toestand van Europa, waarbij de goede verstandhouding tussen de twee vorsten van Nederland en België hem voorkwam van het grootste belang te zijn.
Dezelfde vriendschappelijke gezindheid betoonde Koning Willem III tegenover Leopold II; merk waardig was het, dat de koningen der beide landen in Brussel geboren waren. Tegenover hem liet Willem III verklaren: ‘Nooit, zolang de Vorsten uit het Oranje-Huis op de troon der Nederlanden zullen zetelen, zullen zij ook maar één duimbreed grond van België begeren’.
Intussen had ook 's Konings oom Prins Frederik aan Koning Leopold II, die in zijn ogen de usurpator op de Belgische troon was, de hand der verzoening gereikt. En wel, toen hij met zijn gemalin (Louise van Pruisen, zuster van keizer Wilhelm I) in juni 1860 een bezoek bracht aan Koningin Victoria op Buckingham Palace, waar toen de door haar zo vereerde oom, Koning Leopold, logeerde.
De Nederlandse gezant Bentinck berichtte daarover aan de minister van buitenlandse zaken, dat de ontmoeting tussen de oude tegenstanders bij het diner zeer goed verlopen was. Toen de Prins nl. de salon van Koningin Victoria betrad, kwam Leopold hem de hand schudden en zijn vreugde over dit weerzien betuigen.
‘Zo de positie van Prins Frederik al onaangenaam was, dan moet die van koning Leopold nog heel anders lastig geweest zijn’, rapporteerde Bentinck, ‘maar onder de huidige Europese toestand ben ik blij, dat het ijs gebroken is en dat de ontmoeting hier in Engeland heeft plaats gehad’.
In dat jaar 1860 was nog niet te voorzien, dat in 1926 een achterkleinzoon van Leopold I zou huwen met een achter-achterkleindochter van Prins Frederik, uit welke verbintenis Koning Boudewijn stamt.
Prins Frederiks oudste dochter Louise was door haar huwelijk koningin van Zweden en Noorwegen geworden; haar dochter Luise werd door haar huwelijk koningin van Denemarken en moeder van prinses Ingeborg, die een Zweedse prins huwde en moeder werd van de ons allen nog goed bekende prinses Astrid.
Deze trad in 1926 in het huwelijk met de latere koning Leopold III der Belgen en werd in 1930 moeder van koning Boudewijn. Boudewijns zuster Prinses Josephine Charlotte werd door haar huwelijk erfgroothertogin van Luxemburg en o.a. moeder van de Luxemburgse erfprins Hendrik, genoemd naar de broer van Koning Willem III, zijn stadhouder over het Groothertogdom.
Deze toekomstige Groothertog van Luxemburg zal dus zeker niet vreemd staan tegenover onze taal, voor het behoud waarvan Koning Willem I zo op de bres stond.
J. STEUR.