| |
| |
| |
De dynastie Saksen-Coburg
Het Nederlands aan het Belgische hof
Nu het staatsiebezoek van Boudewijn,. Koning der Belgen - let wel, niet: koning van België - aan het Nederlandse Hof zo welgeslaagd is, vestigen wij de aandacht op de dynastie Saksen-Coburg, die regeert over miljoenen Belgische leden van de Nederlandse stam. Tevens molten we niet vergeten, dat de groep Zuid-Nederland de kern geweest is van het Algemeen Nederlands Verbond in de eerste jaren van het bestaan.
Vijfenzestig jaren vóór de geboorte van het A.N.V. is het koninkrijk België ontstaan als een door ‘muiterij en scheuring’ afgescheiden deel van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Gerretson heeft eens de stelling geponeerd, dat de Brusselse opstand van 1830 een Franse ‘cornmune’ (denk aan Parijs in 1871!) was op Diets territoor. Wij houden ons hier niet bezig met de oorzaken van het uiteenvallen van het rijk van Koning Willem I, dat van 1815-1830 de tegenwoordige Benelux-landen Nederland, België en Luxemburg omvatte, zoals onze grootste koning zich dat sinds zijn studententijd in Leiden gedroomd had.
Doch deze verwezenlijking van de droom van de koninklijke Willem van Oranje en van het ideaal van zijn gelijknamige prinselijke voorzaat uit de zestiende eeuw, die streed voor de onafhankelijkheid aller Bourgondische Nederlanden met Brussel als hoofdstad, hield niet lang stand. De Brusselse opstand van augustus en September 1830 vernietigde's Konings rijk aller Nederlanden.
Bitter was de ontgoocheling in het Koninklijk Huis, toen het aan 's Konings zonen niet gelukte de Zuidelijke Nederlanden onder het gezag van Koning Willem terug te brengen: Prins Frederik kon in de bloedige septemberdagen van 1830 de ‘sterke bezetting van Brussel’ onmogelijk tot stand brengen en de Prins van Oranje slaagde er in oktober in Antwerpen niet in om het Zuiden staatkundig voor het Oranjehuis te behouden.
| |
Nieuw bewind - Frans gezind
In en door de opstand zegevierde het Waals-Franse element. Krachtens zijn oorsprong en als reactie op het persoonlijk bewind, van Koning Willem, die getracht had door zijn taalpolitiek de Nederlandse nationaliteit in het Zuiden te verankeren, was het nieuwe Belgische bewind sterk Fransgezind. De Belgen zagen hun nieuwe toestand door de grote Europese mogendheden internationaal erkend sinds zij, nadat zij het Huis van Nassau van de troon vervallen hadden verklaard, Leopold prins van Saksen-Coburg-Gotha tot koning hadden uitgeroepen. Deze prins uit een kleine Duitse staat, weduwnaar van de Engelse kroonprinses Charlottedie haar eerste verloving met onze latere Koning Willem II had verbroken - huwde als koning der Belgen een dochter van Koning Lodewijk Philips der Fransen en won aldus de steun van zijn annexionistische zuiderburen, zolang zijn schoonvader, de ‘burgerkoning’, zich op de niet al te vaste Franse troon kon handhaven.
Leopold I, getuchtigd door het Huis van Oranje en het Nederlandse leger in de ‘tiendaagse veldtocht’, ontpopte zich als een energieke koning met staatkundig doorzicht en tact. Mede als oom van Koningin Victoria van Engeland nam de nieuwe monarch onder de legitieme Europese vorsten weldra een opmerkelijke positie in als ‘nestor van Europa’.
De betrekkingen tot Nederland waren na 1839, toen Willem I tenslotte Belgie als onafhankelijke staat erkende, koel. Buitendien bleven zowel Willem I als Willem II hopen op herstel van hun Huis in België. Zij steunden daartoe de beweging van hun aanhangers, het ‘Orangisme’, waarmee Koning Willem III evenwel radicaal ophield.
| |
Nederlands verdween
In het jonge België, dat op velerlei terrein energie ontplooide, aanvankelijk veel meer dan Noord-Nederland, was het Nederlands voorlopig vrijwel overal uit het openbaar bestuur verdwenen. Het was er alles Frans wat de klok sloeg. Toch kende de nieuwe koning, een geboren Duitser, de taal van zijn Vlaamse onderdanen, maar hij sprak het Nederlands nauwelijks. In 1856, toen hij een kwarteeuw koning was, beloofde Leopold ‘ce bon vieux flamand’ te zullen handhaven. Toen zijn oudste zoon, de hertog van Brabant en latere koning Leopold II, twaalf jaar geworden was, begeerde de koning, dat zowel deze als diens broer, de graaf van Vlaanderen, ‘onder eenen schrijver, wiens werken zoo veel bijval verkregen hebben, de studie eener taal’ zouden voortzetten, ‘die door eene groote meerderheid hunner landgenoten wordt gesproken’. Daarom benoemde Leopold I niemand minder dan Hendrik Conscience, die toen griffier was bij de Koninklijke Academie van Schoone Kunsten te Antwerpen, tot hun ‘leeraar in de Vlaamsche taal en letterkunde’; maar mede tengevolge van de partijpolitiek, waarin de latere ‘patriarch der Vlaamse letterkunde’ was betrokken, is dit koninklijk besluit nooit uitgevoerd.
Leopold II betuigde als koning herhaal-delijk zijn sympathie voor het Nederlands, maar het duurde heel lang eer hij naliet Frans te spreken, ook tot de leiders der Nederlandse congressen of tot de leden der Koninklijke Vlaamse Academie.
Toen hij als hertog van Brabant met Maria Hendrika, aartshertogin van Oostenrijk, huwde, prijkte in Gent, boven een verlichte gevel, het uitbundig toegejuichte versje, dat misschien gemaakt was door Prudens van Duyse:
‘Ik ontsteke twintig keerskens meer of min
Voor den Hertog en de Hertogin:
Maar ik zal er wel duizend ontsteken,
Als Uw kindeken Vlaemsch zal spreken’.
De zoon van Leopold II is evenwel heel jong gestorven. Troonopvolger was weldra de zoon van zijn broeder Philips, graaf van Vlaanderen, gehuwd met Prinses Maria van Hohenzollem-Sigmaringen. Toen deze jonge kroonprins Boudewijn in 1886 in het openbare leven zou treden, waren de Vlamingen bang, dat ook dit derde geslacht hunner koningen praktisch Vlaamsonkundig zou blijken.
| |
Spreek Nederlands I
Daarom verzocht het Willems-Fonds, dat toen geleid werd door Julius Vuylsteke, aan prins Boudewijn om in het openbaar Nederlands te spreken, onder het klemmend betoog: ‘Evenals in Oostenrijk, waar zoovele volken elk hunne eigene taal spreken en liefhebben, de vorsten van het Keizerlijk Huis, zoo nauw aan het Uwe verwant, het zich tot plicht rekenen die verschillende talen aan te leeren, evenzoo zal Uwe Hoogheid, geboren in de hoofdstad van het aloude Brabant, getuige van den prijs, waarop de Vlaamsche bevolking getoond heeft hare taal te stellen, zich gedrongen hebben gevoeld die taal machtig te worden, zoowel als die van de andere helft der Belgen’. Inderdaad kende Boudewijn Nederlands; evenals zijn uit Oostenrijk afkomstige tante, die evenwel na haar komst in Brussel het dapper aangeleerde Nederlands moest verzaken, doordat de hof kringen dit uitscholden voor een ‘patois flamand’, totdat zij het jaren later, na het tot kracht komen der Vlaamse Beweging, op gevorderde leeftijd opnieuw ging aanleren.
| |
Een Vlaamse prins
In 1887 werd op de Grote Markt te Brugge het standbeeld onthuld van de helden van de Guldensporenslag te Kortrijk in 1302: Pieter de Conine en Jan Breidel, die beroemd geworden waren door Consciences Leeuw van Vlaanderen. Dit werd een daverend Vlaams volksfeest. En-
| |
| |
kele weken later kwam Leopold II er de helden van 1302 eren met een rede in het Frans, die zeer veel weerklank vond bij de Vlamingen, toen men vernam, dat hij d,eze toespraak in het Nederlands had willen uitspreken, doch dit op aandrang van de franskiljonse burgemeester had nagelaten. Maar de volgende dag kwam de jonge kroonprins Boudewijn te Brugge en sprak er uren lang uitstekend Nederlands, wat het volk in laaiende geestdrift deed juichen: ‘wij hebben eenen Vlaamschen Prins!’
In datzelfde jaar kwamen koning en koningin op uitnodiging van de burgemeester van Brussel, Karel Buls, de eerste voorstelling in de vernieuwde Nederlandse schouwburg bijwonen, waarbij de koning in een Nederlandse rede o.a. verklaarde: ‘Indien de kennis der vreemde talen ten onzen tijde bijzonder nuttig is, is die der nationale talen eene noodzakelijkheid. Het is noodig ze aan de jeugd gelijktijdig te doen aanleeren en het is te wenschen, dat het gebruik er van aan alle Belgen meer en meer gemeen worde’. Hierop volgden daverende toejuichingen, zelfs van ‘Leve onze Vlaamsche Koning!’
| |
Troonrede in het Vlaams
Overigens had men voor de beide Leopolden wel eerbied en dankbaarheid gekoesterd, maar echt populair zijn deze vorsten nooit geweest. Wel was dit het geval met 's konings neef, ‘de Vlaamse prins’ Boudewijn, die evenwel, twee en twintig jaar oud slechts, in 1891 te Brussel stierf. Zijn jongere broeder Albert werd toen troonopvolger. Angstig vroegen de Vlamingen zich af of de jonge prins Nederlands zou spreken. Zij konaen gerust zijn: in 1896 hield Albert in de Arteveldestad Gent zijn ‘Vlaamse troonrede’ in de Koninklijke Vlaamse Academie. ‘Het Vlaamse land, dat te allen tijde aan wetenschappen, aan kunst en letterkunde een zo talrijke en roemrijke schaar van verdienstelijke mannen heeft opgeleverd, zal de faam der beschaving en der edele geestgewrochten altijd hoog en ongeschonden dragen. De Vlamingen van heden blijven waardig hunner voorouders, die een onzer dichters, van wien wij eerlang het standbeeld in Vlaanderen zullen zien oprijzen, in onsterfelijke woorden aldus heeft afgeschilderd: Zij wilden wat was recht, en wonnen wat zij wilden’. Prins Albert doelde hier op Karel Ledeganck, die als eerste volgeling van Jan Frans Willems diens manifest der Vlaamse Beweging van 1834 ondersteunde, dat gericht was tegen het feit, dat het Frans praktisch, in strijd met de Belgische grondwet, de alleenheerschappij voerde in het Belgisch bestuur. En toen in 1897 op de Botermarkt te Eekloo het standbeeld van Ledeganck, de dichter der ‘Drie Zustersteden’ (Gent, Brugge, Antwerpen) onthuld werd, bracht Prins Albert op ontroerende wijze hulde aan Ledeganck als dichter en mens, wat gevolgd werd door een betoverende improvisatie van de Antwerpse burgemeester Jan van Rijswijck.
Ook toen de prins na zijn huwelijk met Elisabeth, hertogin in Beieren, de Scheldestad bezocht, sprak burgemeester Van Rijswijck het jonge paar in het Nederlands toe. Voor het eerst na 1830!
| |
Hoftaal was Frans
Dit belette evenwel niet, dat de taal van het Belgische hof uitsluitend Frans was en bleef, zodat bij het bezoek van het Belgisch koninklijk paar aan Koningin Wilhelmina, in 1910, tijdens het galadiner in het paleis op de Amsterdamse Dam, Frans gesproken werd door Koning Albert, ook al sprak hij in Vlaanderen altijd Nederlands.
Hij zorgde er voor, dat zijn zoon, de latere Koning Leopold III, de Nederlandse taal goed machtig werd. Onder diens regering werd de achteruitzetting van het Nederlandse element in België steeds minder. Bij het officiële bezoek van Leopold III aan Koningin Wilhelmina werden in 1938 niet meer als in 1910 de heildronken in het Frans uitgebracht. Koning Leopold en Koningin Astrid hadden in 1935 hun kinderen Josephine Charlotte en Boudewijn Nederlands laten leren tijdens een zomervakantie ten huize van de burgemeester van Noordwijk. Na de tragische dood van de jonge koningin kreeg het kroonprinsje een Nederlandse opvoedster in de persoon van ‘La juffrouw De Jong’.
| |
Koning Boudewijn en het Nederlands
En nu hebben wij in juli 1959 kunnen horen hoe uitstekend Koning Boudewijn in Amsterdam de Koningin der Nederlanden in het Nederlands toesprak. Nadat Koningin Juliana had vastgesteld dat Nederland en België ‘zusternaties’ zijn, ‘waarbij wij onze zuiderbuur, met haar hoge middeleeuwse cultuur, gaarne als de oudste willen erkennen’, wees Koning Boudewijn op de belangen, die België en Nederland gemeen hebben en verklaarde daar op: ‘Bovendien hebben zij een culturele saamhorigheid te danken aan een voor Vlamingen en Nederlanders thans meer dan ooit bereikte eenheid van omgangstaal, waarboven een bemoedigende eenheid der Nederlandse literatuur is uitgegroeid. Dit verlengt en volmaakt de vanouds, langs Rijn, Maas en Schelde verwisselde luister van onze beide schildersscholen’.
Bij de maal tijd, die Koning Boudewijn op zijn Haagse ambassade de Koningin aanbood, liet de Koning duidelijk blijken, dat hij hier verwachtte Nederlands, en geen Frans, te horen spreken. In dit verband is het van belang de aandacht op het minder bekende feit te vestigen, dat Koning Boudewijn, Prins Albert en hun zuster, de Ertgroothertogin van Luxemburg, evenals Koningin Juliana, nazaten van Koning Willem I zijn, zodat in de toekomst de drie Beneluxlanden door nakomelingen van Nederlands grootste koning geregeerd zullen worden.
In het volgend nummer van Neerlandia zullen de toenadering tussen Nederland en België en de bloedverwantschap tussen het Nederlandse en Belgische Koningshuis behandeld worden.
J. STEUR |
|