Uitreiking van dertien Visser-Neerlandiaprijzen
Cliche ‘het Vaderland’
Van rechts naar links. de hr. J. Pront, voorz. van ‘Film en Jeugd’, Ir G. Schutte, directeur-secretaris en dr J. Schouten, voorz. van het A.N.V.
In een der zalen van cafe-restaurant De la Paix in Den Haag reikte de voorzitter van het Algemeen Nederlands Verbond, dr. J. Schouten op 15 april 13 Visser-Neerlandiaprijzen uit. Bij het verwelkomen van de velen, die aan de uitnodiging van het Verbondsbestuur gevolg hadden gegeven, sprak dr. Schouten in het bijzonder zijn verheugenis uit over de aanwezigheid van de twee uit Vlaanderen gekomen prijswinnaars en van de culturele attache van de Belgische ambassade, dr. Mariën. Het Verbond streeft er na de bedoelingen van de erflater zo goed mogelijk tot haar recht te doen komen. In zijn laatste wil bracht mr. Visser tot uiting, dat na het schrikkelijk oorlogsgebeuren gestreden moest worden tegen onmenselijkheid en ruwheid, maar tevens, dat de Nederlandse geschaving op elke mogelijke wijze bevorderd diende te worden, zowel in Nederland, als ook in die gebieden der wereld, waar de Nederlandse beschaving nog leek Aangezien de nood op culturedl gebied zo groot is, betreurt het Verbond het nog niet meer te kunnen doen om de menselijke geest te verheffen en de beschaving te veredelen.
Vervolgens reikte de voorzitter een oorkonde uit aan het Centrum voor jeugdpsychiatrie te Rotterdam, vertegenwoordigd door mej. dr. J.C. Hudig en mr. J. Leopold, en daarna aan de voorzitter van de Stichting ‘Film en Jeugd’ te Den Haag, de heer J. Pront.
Dr. Hudig gaf in haar dankwoord uiting aan haar voldoening niet alleen te mogen medewerken aan de uitvoering van het testament-Visser maar ook in haar werk diens nagedachtenis te kunnen eren.
De heer Pront getuigde van zijn bewondering voor het Verbond, dat een open oog heeft voor de brandende vraagstukken van film en televisie en nu de mogelijkheid heeft geschonken die problemen te bestuderen.
Vervolgens reikte dr. Schouten elf prijzen uit, welke uitsluitend aan musici waren toegekend. Spr. sprak zijn deernis er over uit, dat een der bekroonde musici, de heer Mulder uit Amsterdam, twee dagen voor de prijsuitreiking, na een smartelijk ziekbed, was overleden. Een vriend en een zwager waren aanwezig om de prijs in ontvangst te nemen.
Behalve aan de heer O. van Hemel te Hilversum en de heer Reuland te Almelo werden prijzen uitgereikt aan zes componisten van beiaardmuziek, onder wie twee ccmponisten uit België.
Het klokkenspel is, aldus dr. Schouten, echte Nederlandse volksmuziek in de oude zin van het woord. Zuid-Nederland gaf daarbij indertijd de toon aan, maar de Noordnederlanders zijn tegenwoordig zeker niet de mindere van de Zuider buren.
Prijzen werden toegekend aan de heren G. Boedijn te Hoorn (twee prijzen), ir. H.C. King te Amsterdam, A. Verlie te Eigen-Brakel (België), W. Vogel te Amsterdam (twee prijzen), mevrouw B. Tideman-Wij ers te Almelo en R. Peeters te Eisden (België).
Na deze prijsuitreiking kreeg de heer Van Hemel gelegenheid, als nestor van de onderscheiden componisten, een slotwoord te spreken om aller dankbaarheid tot uiting te brengen. Hij schetste het verschil in omstandigheden en mogelijkheden van de componisten, behorende tot de oude garde en de jongeren, die het heel wat gemakkelijker hebben. Dat het pad van de componist weleer niet over rozen Hep lichtte spr. toe met op te merken, dat vroeger de partituur geschreven en overgeschreven moest worden door de componist zelf, omdat er toen geen ‘DONEMUS’ zich over alles ontfermde. De componist van ‘lichte’ muziek verdiende ‘zwaar’, de collega van ernstige muziek een bedroevend klein beetje. Nu zijn er de mogellijkheden van muziekuitwisseling, de televisie en de radio, welke de componist goede kansen bieden. Het is er spr. niet om te doen, ietwat ‘zurig’ de betere omstandigheden van de jongere collegae te noemen. Hij wil alleen duidelijk maken, hoe veel sterker de oude garde de prachtige geste van wijlen mr. Visser aanvoelt, omdat zij de noden der tijden gekend hebben.
De musici in Nederland mogen zich ook nu nog gelukkig prijzen, dat er iemand is geweest als mr. Visser en dat de erflater zijn schenking heeft gedaan aan een organisatie als het Algemeen Nederlands Verbond, dat zo veel begrip heeft getoond en nog toont voor de betekenis van de Nederlandse muziek voor de Nederlandse beschaving en het Nederlandse volk. Hij sprak zijn grote bewondering uit voor de in zijn ogen legendarische figuur van mr. Visser, een unicum in Nederland, die uit zijn vermogen een groot deel ter beschikking heeft gesteld aan het A.N.V. om o.a. ook daaruit musici tegemoet te komen door het toekennen van prijzen.
Op ontroerende wijze vertelde hij, hoe het toekennen van de Visser-Neerlandiaprijs voor de pas gestorven collega Mulder, (uitstekend componist, theoreticus, pedagoog en zeker wel - althans in zijn ogen - de knapste contrapuntspecialist) als een lichtstraal was geweest op zijn ziekbed, dat een sterfbed werd. Indien ooit een prijs was verdiend, dan was het de prijs voor collega Mulder, waarover hij nog meer opgetogen was dan over de eigen onderscheiding.
Spr. beval hartelijk aan ook eens aandacht te schenken aan de fanfare, aan zangverbonden e.d.
Nadat de voorzitter het officiële gedeelte van de plechtige prijsuitreiking had gesloten, bleef het grote gezelschap nog geruime tijd bijeen.