| |
| |
| |
Enkele gedachten over nieuwe wegen in Neerlandia
Wie als jongeling een zestigjarige het zijne wil zeggen, loopt vaak de kans op zijn minst oneerbiedig genoemd te worden. Vooreerst zal, naar veler oordeel, de toon van de opmerker iets te fel of te geestdriftig, te onbezonnen of te eenzijdig, kortom meestal te ‘jeugdig’ klinken. Vaak ook loopt hij een goede kans de indruk te wekken, als zou hij met de ervaringen van den ouderling geen rekening willen houden, laat staan dat men nog eerbied verwacht voor datgene wat de ouderen in vele opzichten dierbaar is.
Hoe men ook over kritiek denkt, hoe objectief, hoe onbevooroordeeld men zich zelf steeds acht, toch is het meestal zo dat in ons waarderingsoordeel voorop staat het antwoord op de vraag: ‘Wie is die man?’; daarna staat meestal bij voorbaat de gevolgtrekking al vast, omdat men de rechtmatigheid van kritiek afmeet naar eigen gevoelen. Met andere woorden: het is heel moeilijk boven zijn zeer persoonlijke beleving uit te komen.
| |
Tragiek van de jeugd
Beter dan wie ook heeft pater dr. Stracke S.J. uitgesproken, dat wij ons bewust moeten zijn van de tegenstelling tussen de generaties. Vooral in een tijd als de onze, waarin men maar al te graag de jeugd onafscheidelijk ziet met rock and roll en spijkerbroek, en de ouderdom voor velen in hun waardeschaal gelijkgeschoren wordt met ‘pensioen’ en ‘een druppel aan de neus’. Laten wij, voor de niet mis te verstane zegswijze, Stracke zelf aan het woord: ‘Ik wil de tragiek niet loochenen, die voor de jongeren kan liggen opgesloten in het feit, dat ze door de ouderen niet begrepen worden; dat ze dikwijls met een minachtend woord als extremist, idealist en utopist in de hoek worden geduwd. Er kleeft wellicht aan ons maatschappelijk opvoedingssysteem geen groter gebrek dan, hoe van de jeugd wordt verwacht en geëist, dat ze bezadigd en kalm zou wezen, dat ze als een grijze man stil zou zitten en danig nadenken.’
En verder klinkt het: ‘Maar evenzeer staan er rampen te wachten, waar de jeugd zelf de rol der rijpere jaren opeist en de ervaringen der ouderen in haar levensopvatting weigert in te schakelen. Zo ontstaat een breuk, waarvan de geslachten de noodlottige gevolgen zuchtend zullen torsen’.
En elders heet het weer: ‘Op technisch gebied wordt met álle verworven ervaring rekening gehouden, en daarom is er steeds vooruitgang’. (Uit de rede: ‘Wordt Vlaanderen nog eens groot?’ Lannoo-Tielt 1956).
Deze woorden gebruiken wij als inleiding op de bespreking van een zaak, die ons zeer ter harte gaat, om verschillende redenen. Vooreerst willen wij stellen, dat wij tot de jongeren behoren en onze grenzen als hierboven getrokken zijn, vervolgens hebben wij de indruk, let wel, dat er ouderen onder ons zijn, die wellicht een andere opvatting huldigen over de zaak, die wij hier naar voren willen brengen.
Men versta ons goed, wij willen geen tegenstelling scheppen. Mocht zij er echter zijn dan kunnen de desbetreffenden in deze inleiding vernemen, hoe zij ideaal-typisch zouden behoren te zijn.
| |
Doel en wezen van Neerlandia
Als wij boven ons artikel schrijven ‘Nieuwe wegen in Neerlandia’, dan is het niet meer dan billijk, dat wij ons uitspreken, vooreerst, over het wezen van het verbondsblad, daarna over de feitelijke toestand en over de mate waarin deze aan het wezen van het blad beantwoordt, om tenslotte te kunnen komen tot de gevolgtrekking, hoe het blad ons inziens zou moeten zijn.
Ook zullen wij trachten duidelijk te maken de zin van onze inleiding. Dus waarom wij deze misschien vermeende tegenstelling tussen jongeren en ouderen hebben te berde gebracht.
Welnu. Het is een alom waargenomen verschijnsel, dat de mens met de dingen die hem omringen een bepaalde psychische gebondenheid krijgt, waardoor hij van deze bekende en vertrouwde levenssfeer maar moeilijk afstand doet.
Ook is het een bekend feit, dat het merendeel der verbondsleden hier in den lande, tot de groep niet-jeugdigen behoort, hetgeen ontegenzeglijk ook zijn neerslag vindt in het verbondsorgaan wat betreft de keuze en de gerichte belangstelling der artikelen.
In de loop der jaren onderwerpen en vraagstukken van min of meer steeds gelijke strekking. Welnu, hiertegen richt zich dit artikel, evenwel niet tegen de inhoud, doch meer tegen de-mate-waarin deze steeds in ‘Neerlandia’ opgenomen zijn.
Keren wij nu terug naar ons bovengenoemd uitgangspunt omtrent het wezen van ‘Neerlandia’.
Wie de statuten van het verbond hierover raadpleegt, zal in het huishoudelijk reglement (art. 28) slechts aantreffen de vaststelling: "Het Verbondsorgaan is ‘Neerlandia’. Over de aard van de inhoud wordt met geen woord gerept. Overigens, de opsomming van de middelen, die het Verbond aanwendt ter bereiking van zijn doeleinden, geeft genoeg uitsluitsel over wat erin gevonden zou kunnen worden.
Bovendien: het ontbreken van een met name genoemde redactie en de herhaalde oproepen van het bondsbestuur tot maatstaf nemend, menen wij de gevolgtrekking te mogen maken, dat het Verbondsorgaan is van-, voor- en door de leden van het Algemeen Nederlands Verbond.
| |
Bezwaren
Zouden wij onze bezwaren tegen de huidige verschijningsvorm van ‘Neerlandia’ mogen samenvatten, dan stellen wij vast, dat het bondsorgaan te veel verslaggevend en te weinig opinie-vormend karakter gekregen heeft in de laatste jaren.
Leest men bij voorbeeld in een wille-keurig nummer dan valt wel op, dat de verslaggeving van bijeenkomsten, van werkzaamheden van uitwijkelingen, van berichten omtrent onderwerpen, die uit de dagbladpers genoegzaam bekend zijn, het merendeel der beschikbare kolommen inneemt.
Lezen wij ook de artikelen van de voorzitter, die handelen over de dreigende ondergang van de Nederlandse cultuur in Indonesië, dan kunnen wij - ofschoon wij zijn woorden dienaangaande tenvolle kunnen onderschrijven - toch niet de gedachte van ons afzetten, dat het daarin vermelde tot een voorbij en definitief afgesloten tijdperk behoort. Het is wellicht een gedachte van een jongere, die iets te ongeduldig voorbijgaat aan het feit, dat voor de ouderen onder ons ginds een deel van hun leven en werken gewoon overboord gesmeten dreigt te raken. De jongere is zo snel geneigd weinig aandacht te schenken aan wat de Zwitserse filosoof Karl Jaspers eens heeft uitgedrukt in het gezegde: ‘Wer einmal mit seinem seelischen Sein einen Lebenskreis hindurch gegangen ist, bleibt ihm, vielfach eigenem wie fremden Blick verborgen, ewig verbunden’.
Maar toch ligt het op de weg van zowel ouderen als jongeren om zich te bezinnen over wat bewaard is gebleven, en zich af te vragen, of dit geen versterking behoeft.
| |
Versterking? Wat en Waarom
Wie kennis neemt van de via publiciteitsorganen voortschrijdende ver-engelsing en verfransing van ons Nederlandse volksleven, zal het met ons eens zijn, dat: ‘De verhoging van de geestelijke, zedelijke en stoffelijke kracht en versterking van het bewustzijn van onderlinge verwantschap’, zoals de statuten het zeggen, zeker in onze huidige ‘Europese’ tijd een geduchte aanvulling gebruiken kan. En dan zeker in de Nederlandse randgebieden Oost- en Zuid-Nederland en Vlaanderen.
Dat hierbij de jeugd in hoge mate betrokken is, behoeft geen betoog. Ook het Algemeen Nederlands Verbond zal zich moeten beraden over de wegen, die bewandeld moeten worden om de jeugd beter in haar rijen te doen treden. Waarbij bedacht moet worden, dat die zgn. ,‘zeegat-uit’-mentaliteit bij de jeugd sterk verminderd is en daarentegen de blik op Europa vergroot wordt.
Dat met het oog op deze mentaliteits-verandering ‘Neerlandia’ een steunende taak kan vervullen behoeft eigenlijk geen betoog. Het blad zal de vlag moeten zijn waaromheen de jeugd zich bereid is te scharen. Dit behoeft niet te betekenen, dat het Verbond een volksbeweging ont-
| |
| |
ketent, maar wij geloven toch stellig, dat er iets gedaan moet worden om hen, die in de toekomst de leiders zullen zijn, nu reeds in de rijen te doen treden. De meesten van hen zullen via een middelbare schoolopleiding naar voren komen.
| |
Kansen
Juist dáár, en wij steunen deze bewering op een breed ervaringsgebied, leeft de wens om beter ingelicht te worden over geschiedenis en toekomst van de Nederlandse stam. Hierin heeft ons inziens het A.N.V. een nieuw gebied van actie te betreden.
Zeker voor wat het betreft de randgebieden liggen hier kansen, wijl immers de daar veel gehoorde klacht is, dat de Nederlandse geschiedenislessen te weinig algemeen-Nederlands zijn.
We hebben het feit reeds genoemd, dat eenieder lijdt aan een zekere psychische vasthoudendheid aan het vertrouwde en bekende en dat hij het niet-vertrouwde en onbekende min of meer schuwt.
Wanneer dit zou betekenen, dat in de kolommen van ‘Neerlandia’ de huidige neiging slechts in hoofdzaak mededelingenblad te zijn zou blijven voortbestaan, dan zou men hierin een nadeel moeten zien, wijl het de werfkracht ondermijnt van het A.N.V. bij de jongeren.
| |
Meer aandacht voor de verscheidenheid
Wij hebben dus als onze mening uitgesproken, dat men in het bijzonder de jongeren in den lande op een nieuwe wijze voor het Algemeen Nederlands Verbond dient te winnen.
De beweegreden, die iemand ertoe brengt om lid van het Verbond te worden kan verschillend zijn. Wij kunnen ons levendig voorstellen, dat een oud-be-stuursambtenaar uit het voormalige Nederlands-Indië of een andere, lang in het buitenland vertoefd hebbende, landgenoot, die beiden de culturele vruchten van het moederland hebben mogen genieten, dank zij de werking van het A.N.V., hier eenmaal teruggekeerd, alles zullen doen om gindse achterblijvers hetzelfde voorrecht te doen genieten. Hierin zit een grote werfkracht voor het Verbond.
De jongeren echter bezitten andere drijfveren, die hen naar het Verbond toevoeren. Zij hebben immers in een andere ‘Lebenskreis’ verkeerd en bijaldien zal ‘versterking van het bewustzijn van onderlinge stamverwantschap’ voor hen een andere existentiële betekenis hebben.
Het is onze vaste overtuiging, dat via ‘Neerlandia’ een grote werfkracht voor het Verbond zal groeien, indien - geheel binnen het kader van de doelstellingen van het A.N.V. - naast het gebruikelijke verslaggevende resp. mededelende element het opinievormend facet van ‘Neerlandia’ meer op de voorgrond gaat treden.
Het is moeilijk voor iedereen gelijkluidend te beantwoorden wat op een bepaald ogenblik iemand ertoe brengt te besluiten lid van het Verbond te worden. De persoonlijke beïnvloeding heeft vaak het nadeel, wij noemden het reeds in onze inleiding, dat geoordeeld wordt - overigens zeer ten onrechte - naar de persoon. Immers, bevalt de persoon niet, dan zeker niet de waar, die hij aan de man wil brengen.
| |
Verering nationale figuren
Wij willen niet nalaten te vermelden, hoe wij zelf uiteindelijk A.N.V.-lid zijn geworden. Reeds geruime tijd waren wij ‘beïnvloed’ door een zeer goede vriend. Echter helemaal overtuigd en op de hoogte van alle verbondswerkzaamheden waren wij niet. Totdat hij op zekere dag ons enkele ‘Neerlandia’-nummers ter hand stelde, waarin wij o.m. vonden de meesterlijke herdenkingsrede door prof. Walter Couvreur te Delft op 24 april 1952 uitgesproken ter gelegenheid van de Willem van Oranje-herdenking. Zeer duidelijk komt in deze rede de zo geweldige verscheidenheid van de Nederlanden tot uitdrukking. Zeldzaam verantwoord komt hier de figuur van de Vader des Vaderlands naar voren en wat nog meer betekenis aan deze rede geeft: uitdrukkelijk komt naar voren de waarlijk universele Nederlandse houding en mentaliteit van deze vrijheidsstrijder. Dit vooral voor diegenen, die deze nationale figuur te uitsluitend aan èèn volksgroep wilden binden. Bovendien blijkt hieruit, dat de 80-jarige oorlog in de eerste plaats niet een godsdienstoorlog, doch een vrijheidsstrijd is geweest, gevoerd door zowel Zuid- als Noord-Nederland. Denken we in dit verband bijv. aan de uitmoording van de stad Maastricht in 1579 door de Spanjaarden om wille van de ene-en-zelfde-Nederlandse-vrijheid!
| |
Vooroordelen
Toch zijn er velen, die aangaande deze voor de Nederlanden zo belangrijke tijd met nog heel wat vooroordelen behept zijn. Vooroordelen, die heel wat mensen beletten zich sociaal-historisch opgenomen te beschouwen in de Nederlandse gemeenschap.
En waar het zo is, dat vooroordelen ten nauwste samenhangen met negatieve gemoedsbewegingen, zo is het ook voor de hand liggend, dat hier door deskundige en wetenschappelijke voorlichting heel wat ten goede veranderd kan worden. Immers het zijn toch deze vooroordelen, die meestal iemand beletten te komen tot een alomvattend-Nederlands besef (in de ruimste zin bedoeld: A.N.V.).
Aangezien het in Nederland nu zo is, dat het geschiedenisonderwijs dienaan-gaande duidelijk tekortschiet en dat dagen weekbladpers slechts zeer terloops aandacht besteden aan: ‘Versterking van het bewustzijn van onderling stamverwantschap’, ligt ons inziens voor ‘Neerlandia’ een terrein braak. Kan ‘Neerlandia’ hier in een leemte voorzien.
Aldus werden wij lid van het Nederlands Verbond. De beeltenis van den Zwijger prijkte nadien op onze studentenkast. En vele vrienden verwonderd over die plotseling verering voor Willem van Oranje, brachten wij ertoe betreffend artikel ter hand te nemen. Ter bestudering!!!! Ook voor hen betekende dit een uitgebreide bewijsvoering van onze Nederlandse saamhorigheid.
| |
Een voorstel
Wij hebben dus hier de mening uitgesproken, dat het A.N.V. te weinig weerklank vindt bij de huidige jonge generatie. Wij hebben ook gemeend een van de - misschien nog vele andere - redenen aangegeven te hebben. Nu is het spreken over een zo vaag begrip als ‘jongeren-generatie’ een gevaarlijk iets. Wij hebben daartoe dan ook ons zelf de beperking opgelegd, hieronder de middelbare schooljeugd te verstaan. Hopelijk hebben wij daarbij de lezer overtuigd van het feit, dat er wel degelijk op het gebied der meningsvorming in algemeen Nederlandse zin nog wel het een en ander ontbreekt.
De geestelijke houding tegenover een gemeenschap is niet een ieder van nature gegeven, maar wordt door vele factoren beïnvloed. Het is onze oprechte wens, dat ‘Neerlandia’ daarbij het zo nodige steentje zal gaan bijdragen in de toekomst.
We zouden haast durven zeggen, de leemten die bestaan in enerzijds het schoolonderricht (geschiedenis- en taalonderricht) en anderzijds het gemis aan een systematische aandacht van andere publiciteitsorganen voor algemeen Nederlandse opinievorming, dwingen het A.N.V. door middel van haar orgaan ‘Neerlandia’ tot actie op dit terrein.
Zoals wij in het begin van ons artikel al hebben willen laten doorschemeren, wij geloven echt niet de wijsheid in pacht te hebben, evenwel pogen wij langs deze weg een gesprek over een herbezinning in de Verbondsrijen op gang te brengen. Wellicht zijn er nog heel wat duistere punten op te helderen, die wij in dit artikel vaak slechts terzijde mochten aanstippen.
Onderzocht zal nu moeten worden of het mogelijk is in ‘Neerlandia’ de afzonderlijke cultuurgebieden in de lage landen aan het woord te laten. Daartoe kan men dan deskundigen op de onderscheiden van belang zijnde gebieden aan het woord laten. Belangrijke gebeurtenissen, zowel uit het verleden, als voor de toekomst van de Nederlandse gemeenschap van belang. Onnodig te vermelden, is hier wel de overweging, dat daarbij zo dikwijls mogelijk algemeen Nederlandse verbondenheid naar voren kome.
Enkele honderden exemplaren méér van ‘Neerlandia’, ter verspreiding op de middelbare scholen, maakt dan, dat de gedachte van het Algemeen Nederlands Verbond een wat wij der terrein bereikt. Dat dit geldelijke offers met zich brengt geloven wij zeker, echter de moeite van overweging achten wij het zeker waard.
H.M.A.G. JOOSTEN. |
|