| |
| |
| |
Nederland denkt te weinig Cultuur-nationalistisch
DONDERDAG 20 november sprak mr. Michiel Vandekerckhove, ere-advocaat uit Kortrijk voor de Haagse afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond over ‘De Nederlanden in Europa’.
Nadat de voorzitter van de afdeling Den Haag, de heer F. Koote, de in de Tuinzaal van het Parkhotel aanwezigen - o.w. Zijne Excellentie de ambassadeur van België - had verwelkomd, begon mr. Vandekerckhove zijn rede met aan te duiden wat men onder ‘persoon’ heeft te verstaan. Met de afleiding van het Latijnse persona, personare (op doordringende wijze een rol willen spelen) kwam hij tot de betekenis voor persoon als ‘iemand die zijn rol wil spelen’, in het bijzonder een dienende rol. Wil men als een ‘persoon’ worden aangemerkt, dan dient men in de gemeenschap een taak te vervullen, een betrekking te onderhouden met God, ouders, familie, vrouw, kinderen, buren, ambtsbroeders, met volk en staat, ja met de wereld.
De spreker stond stil bij ‘de menselijke ontmoeting’, waarover in de literatuur van onze dagen zoveel wordt geschreven.
Hij noemde Sartre als de mens, die de menselijke ontmoeting niet mogelijk acht en schrijvers als Anna Blaman en anderen, die de mens onder de mensen als een eenzame zien; hij eindigde met Schopenhauer, die de gemeenschap zag als een groep stekelvarkens, die dicht genoeg bij elkaar moeten kruipen om van elkaars lichaamswarmte te genieten, maar ook niet te dicht, omdat ze elkaar dan prikken.
| |
Europa's éénwording
DEZE INLEIDING ging vooraf aan zijn betoog over de groeiende eenwording van Europa, niet het Europa van de 6, want dat is geen Europa, maar het grote volledige Europa, grenzend tegen Azië aan de oostkant en bespoeld door de zee aan de westelijke kusten.
Hij wees terug naar de periode van 800-200 vóór Christus, toen overal op de wereld culturen waren aan te wijzen, een periode, door Jaspers de Achsenzeit genoemd. Het zijn de eeuwen, toen in China morele opvattingen in ethische richting door een Lao Tsé en een Confucius werden gehuldigd, toen Buddha in Voor-Indië zijn leer vastlegde en in het Midden Oosten Zarathoestra, in Israël Jesaja en andere profeten en in Griekenland de wijsgeren hun wijsheid verkondigden.
Maar deze en andere beschavingen (b.v. de Zuid-Amerikaanse cultuurkringen) kenden geen wisselwerking. Er vond geen onderlinge bevruchting plaats. De culturen van die tijd stonden afzonderlijk naast elkaar.
Maar zo was het niet in Europa. Daar is de Nederlandse, de Engelse, Franse cultuur niet in te denken zonder de Europese cultuur. Het is zo, dat men Vlaming moet zijn om Europeaan te worden en Europeaan moet zijn om Nederlander te blijven. Gaat de Europese cultuur te loor dan gaat ook de Nederlandse cultuur onherroepelijk ten onder.
Wie Europa vanuit de zee nadert, zal, waar hij ook aan land gaat, zodra hij de dokken en kaden achter zich heeft, de oude kunst aanschouwen. Hij ziet deze vastgelegd in kerken en stadhuizen, in gevels, straten en pleinen, overal wel anders, maar toch ook weer overal als Europees. Hij vindt, ondanks de verscheidenheid, toch ook weer de gelijkenis en overeenkomst.
| |
Vier vormen
Ter uitbouwing van dit Europa tot een grotere eenheid kennen we vier vormen:
1. | de Europese eenheidsstaat, een naar sprekers oordeel zuivere utopie, welke geen passende oplossing geeft voor de ontwikkeling. De bonte veelkleurigheid van de Europese cultuur zou herleid wórden tot een vale grijsheid. |
2. | Een Unie van Staten en wel van souvereine staten. Dat zou betekenen, dat gestreefd moet worden naar het nemen van gemeenschappelijke beslissingen door diverse staten, waarbij belangen botsen en van deugdelijke opbouw geen sprake kan zijn. |
3. | Statenbond. Hier blijft de klemtoon op staat liggen en ook hier blijven dezelfde voetangels en klemmen, als bij een Unie van Staten. |
4. | Een Federatie van Staten. Dat is, naar het oordeel van mr. Vandekerckhove, de juiste oplossing. Hier ligt de klemtoon op Federatie. Hierin ligt een eenheid, welke echter het pluralisme toelaat. |
Als het komt tot een dergelijke federatie, waarin elke staat een zekere autonomie blijft behouden, wat wordt dan de positie van de Nederlanden en wat hebben we te hopen voor de Nederlandse taal en cultuur?
Op 16 april 1958 is overeengekomen, dat in de vergaderingen van de Euromarkt en het Eurotoom en in de geschriften dier organisaties, Duits, Frans, Italiaans en Nederlands gelijkwaardig zullen zijn, met dien verstande, dat in een tweetalig land als België, zowel het Nederlands als het Frans op gelijke wijze geëerbiedigd zullen worden.
Wanneer we er nu acht op slaan, dat in ‘het Europa van de 6’ Italië 55 miljoen, Duitsland 55 miljoen, Frankrijk 48 miljoen en de Nederlanden 16 miljoen zielen tellen, dan mag men zich verheugen over het feit, dat het Nederlands als een officiële taal wordt aangemerkt, maar daarnaast gevoelt men ook vrees opkomen, omdat we er niet zeker van zijn, dat de Nederlanders zélf hun eigen taal voldoende zullen eerbiedigen en deze te allen tijde zullen gebruiken in gesprek en bij briefwisseling met de andere partners in het Europa van de 6.
Zwitserland geeft ons een lesje, waaruit we lering kunnen putten. Dit land erkent het Duits, Frans, Italiaans en het door 49.000 Zwitsers gesproken Raeto-Romaans (of Ladinisch) als nationale talen, maar dezelfde Zwitserse grondwet, die deze rechten toekent, stelt even later vast, dat alleen Duits, Frans en Italiaans als de officiele bestuurstalen worden aangemerkt.
| |
Waakzaam zijn
WlJ MOETEN er dus met alle macht, die in ons is, voor oppassen en er tegen waken, dat dit lot ook niet het Nederlands gaat treffen in de a.s. federatie van Europa, waartoe vele Nederlanders zelf zouden medewerken door de taal der partners te gebruiken, o.a. uit beleefdheid, uit pralerij of om de medewerking van een in machtswellust levende ambtenaar te verkrijgen. Hoe vaak gebeurt het niet in het tweetalige België, dat Nederlanders in een groep met Walen, die zelf het Nederlands niet kunnen volgen, genoodzaakt worden Frans te spreken. Het moet dus zover komen, dat de partners in een federatie ernstig er naar streven elkanders talen in elk geval te verstaan. Spreker heeft het in Kortrijk meegemaakt dat op een bijeenkomst een Vlaming in het Nederlands inlichtingen vroeg, waarop het publiek met luide stem riep ‘en francais’ en ‘à la porte’. En 't eind zoas, dat deze Vlaming de deur uitging.
| |
Bij de Fransen in de leer
Willen wij de toestand te onzent gunstig ontwikkelen dan kunnen we in de leer gaan bij de Fransen, die voor ‘la France’ vol vuur zijn en blijven. Hoe de Fransen werken lichtte hij later toe door te wijzen op de taktiek van de Franse consul in Kortrijk, die alles doet om, als deel van zijn taak, sympathie voor zijn land te wekken. Frankrijk tracht op de overige wereld zijn merk te drukken. De mode over de gehele wereld volgt het Parijse patroon en het ‘savoir vivre’ der mensheid is naar Franse wijs gegroeid. In die richting moeten de Nederlanders ook gaan.
| |
Staats- en Cultuurnationalisme
Duidelijk tekent de spreker dan het verschil tussen staatsnationalisme en cultuurnationalisme.
In Nederland, dat een natiestaat is, valt het cultuur-nationale voor een deel samen met de grenzen op de atlas. Maar men vergete niet, dat Vlaanderen er bij hoort. Noord èn Zuid, d.i. Nederland. (Applaus)
Nederland is en was het gezonde deel, Vlaanderen is lang ziek geweest en Frans-Vlaanderen is stervende. Maar samen vormen zij de Nederlanden in Europa.
Mr. Vandekerckhove betreurt het, dat Nederland te weinig cultuurnationalistisch
| |
| |
denkt. Dat er een nabuurland vlak over de grens ligt, eigenlijk een stuk Nederland, overpeinst de Noord-Nederlander niet. De pers spreekt van Belgisch voetbal, van Belgische dichters en schrijvers, als het om Vlamingen gaat. Men moet het echter zó zien, dat er eigenlijk geen Belgische natie, geen Belgisch volk is.
Naar zijn mening staan vele Vlaamse intellectuelen, zich bewust van hun Vlaams zijn, opener tegenover een federatief Europa, omdat de Vlamingen o.a. zin hebben voor het ongevormde, meer dan de Noord-Nederlander, die strakker is, berekenender, logischer, rationalistischer, meer planmatig en beheerst.
Wie Vlaanderen wil begrijpen, moet bedenken, dat de verhouding van Vlaanderen tot België anders is dan die van Zeeland tot Nederland. Vlaanderen heeft geleden onder agressiviteit, het heeft nooit de koesterende bescherming van de Staat gevoeld. Het heeft eeuwenlang strijd moeten voeren om zijn eigenheid te bewaren en binnen eigen grenzen waren de pogingen om Vlaanderen Frans te maken niet van de lucht. Vandaar, dat het minder Staat-denkend is.
Dan staat spreker stil bij de slijtage, het aftakelingsproces bij de staten van Europa, dat door nationale oorlogen bijna tot zelfvernietiging kwam.
De Europese Federatie zal een natuurlijke oplossing brengen voor vele vraagstukken, o.a. veroorzaakt door de beperktheden der staten.
| |
Nederland schiet te kort
HET IS JAMMER, dat Nederland geen gevoel heeft voor culturele propaganda. Dat begrijpen de Fransen beter, zoals spreker reeds aantoonde in zijn verhaal over de Franse consul in Kortrijk. Daartegenover stelde hij een Nederlandse consul in Leuven, die geen contact zocht met de Vlaamse studenten aldaar en die thuis ... Frans sprak.
Hij noemde ook het Ned. Instituut in... Parijs, maar vroeg zich af waarom dergelijke arbeid niet in de Vlaamse landen geschiedde.
Hij herinnerde aan de rede van dr. Paardekooper in Waregem, die daar betoogd heeft, dat Frans-Vlaanderen alleen herleven kan, als in dat gebied het A.B.N. kan worden onderwezen. Dat kan echter alleen worden verwezenlijkt, indien de Nederlandse regering tot de Franse regering een verzoekschrift zou richten om voor het Nederlands in Frans-Vlaanderen dezelfde mogelijkheden te scheppen, als die bij de wet van 17 januari 1951 werden geopend voor het Bretoens, Baskisch, Languedocs en Catelaans, welke op de lagere scholen mogen worden onderwezen.
| |
Vlaanderen, een vaste burcht
Vlaanderen, zo vervolgde spreker, is altijd aangevallen en bezet, maar nooit onderworpen. Met de bajonetten kon men veel, zei mr. Vandekerckhove, een woord van Talleyrand tegenover Napoleon na diens échec in Spanje aanhalend, maar men kan er niet op gaan zitten. Dat hebben de vijanden van Vlaanderen ook steeds ondervonden.
In datzelfde Vlaanderen bloeide in de Middeleeuwen de eerste Nederlandse cultuur, daarna de renaissance en het barok. Overal bewondert men nog, zowel in Brussel, Brugge en Gent, als in Leuven, Veurne en Damme de cultuurmonumenten uit die tijden. Maar de ene bezetting volgde op de andere. De soldatenhorden doodden de landlieden, roofden de oogst en onteerden de vrouwen. Is het wonder, dat Vlaanderen een anti-militairistisch volk is en dat in al zijn liederen de woorden vrede en vrijheid opklinken? Maar dat zwaar geknechte, uit vele wonden bloedende, Vlaanderen heeft acht eeuwen lang de taalgrens, die niet werd beschermd door hoge bergen of brede stromen, maar die door het vlakke land van Vlaanderen liep, bewaakt.
Dat België niet bij Frankrijk werd ingelijfd heeft België te danken aan de Vlamingen, die in 1302 in de Gouden- sporenslag de bloem der Franse krijgers versloegen en uitroeiden.
| |
Taaie strijd
In de jongere tijden heeft een schamele schare van intellectuele idealisten, staande tegenover de onverschillige massa, jarenlang een taale strijd gestreden, aanvankelijk zonder enige hoop en enig resultaat. Maar zij zegevierden en dank zij die Vlaamse beweging is de Vlaamse cultuur thans verzekerd en gewaarborgd.
Spreker noemt dan nog talloze verenigingen, die zich met de verbreiding van die cultuur bezighouden. Voorts wees hij op de jaarlijks gehouden Waregemdag, de vele wetenschappelijke taalcongressen, talrijke publikaties, de Kempische Dagen in Hilvarenbeek en ook de Vereniging ‘De Nederlanden in Europa’, onder voorzitterschap van prof. Geyl, in Oosterbeek opgericht en onlangs vergaderend in Brasschaet.
De Vlamingen zullen niet rusten vooraleer de Nederlandse taal vanzelfsprekend zal worden gesproken in de Raad van Ministers, in het Hof van Cassatie, op de Nationale Bank, in de Veren, van Belgische Bisschoppen en waar dat zulks verder passend zal zijn.
Tot slot noemde spreker ons allen vertegenwoordigers van de Nederlandse taal en hij hoopte, dat we allen zonder uitzondering op waardige wijze, overal waar dat van pas komt, zullen getuigen van de adel, de schoonheid en de grote betekenis van de Nederlandse cultuur, zowel in Noord- als in Zuid-Nederland.
| |
Ere-ambassadeur
De heer Koote dankte mr. Vandekerckhove hartelijk voor zijn prachtige en gloedvolle rede. Hij zag de beide barken N. en V. nu weer - meer dan weleer - naast elkaar. Er was een duidelijke toenadering tussen Noord en Zuid aan te wijzen en de heer Koote toonde dat ook aan. Met prof. Diepenhorst, die in 1955 de heer Vandekerckhove na diens rede in de aula van de Amsterdamse universiteit bedankte, noemde hij de spreker van deze avond ‘een ere-ambassadeur voor Vlaanderen’.
Ongeveer dezelfde lezing heeft mr Vandekerckhove op 19 november voor de Amsterdamse afdeling van het A.N.V. gehouden.
|
|