| |
| |
| |
Amerika
zoals het leeft, werkt en denkt
I
Prof. J.A.C. Fagginger Auer, geboortig uit Middelburg, die meer dan veertig jaren in de Verenigde Staten woonde, jarenlang als predikant in verschillende gemeenten stond en daarna als lector en hoogleraar, o.a. aan de bekende Harvard-universiteit, de wetenschap diende, heeft, puttende uit zijn rijke ervaring, een zeer belangrijke studie gewijd aan de Amerikanen en deze studie gepubliceerd onder de titel ‘Amerika, zoals het leeft, werkt en denkt’. Aan dit ruim 150 bladz. tellende boekje willen we hier een en ander ontlenen, overtuigd als we zijn, dat voor dit onderwerp grote belangstelling onder onze lezers bestaat en ook omdat honderden van onze leden in dat werelddeel leven.
| |
Het cultuurbeeld
Na eeuwen van invasies van alle volkeren der oude wereld naar Amerika is het begrijpelijk, dat het vormen van een eigen Amerikaanse cultuur onvermijdelijk moest worden geremd.
Juist de samengesteldheid van het volk van Amerika, waar nu in de grote steden de verschillende naties nòg naast elkaar leven, zonder het verlangen zich met het nieuwe te verbinden, remt de snelle vorming van een eigen cultuur zeer sterk.
De Amerikaanse taal, die voor miljoenen nieuwe immigranten een volkomen onbekende taal is, belet die nieuwelingen iets van de eigen, eeuwenoude cultuur over te dragen op het nieuwe land.
En de volgende generatie, die wèl de taal reeds beheerst, is niet meer op de hoogte van die oude cultuur en al zou ze dat zijn dan dan staat ze er vaak wars tegenover, tengevolge van een soort minderwaardigheidscomplex. Zij gedraagt zich dan hyper-amerikaans om toch maar vooral voor vol te worden aangezien.
| |
Onvoldoende cultuurvermenging
Men kan dan ook gerust aannemen, dat cultuurvermenging onvoldoende heeft plaats gehad. En deze onvoldoende aanpassing verhinderde het spoedig ontstaan van een homogene cultuur.
Daar cultuur een ‘bezinking’ is en in Amerika, zowel in het gezin, als in de staat, zowel weleer als ook en vooral nu, een zekere onrust heerst, ook de geestelijke sfeer onrustig is, kan van bezinning nauwelijks sprake zijn. Dit typische Amerikaanse levenstempo is almede een factor, die cultuurwerend werkt.
Toch zijn de elementen, die een zekere beschavingsvorm mogelijk maken, in Amerika aanwezig en als de rust der tijden zulks toelaat, zal de geestelijke zwaartekracht zorgen voor de geestelijke neerslag.
De Amerikaan is op dit ogenblik cultuurscheppend, maar hij voelt daarbij weinig of niets voor het overnemen van de cultuur van anderen. Bij vele cultuuruitingen uit den vreemde, die de Amerikaan wel bewondert, maar die hij niet geëigend vindt voor Amerika, is zijn reactie strijk en zet: ‘Not for us’. Amerika wil iets eigens, iets nieuws.
En men kan er zeker van zijn, dat hij iets vindt, dat bij hem en zijn land past en dat concrete vorm zal aannemen, bv. in een huis, een brug, een schilderij, een symphonie, in de manier waarop hij zijn staatsbestel zal ordenen, in de vorm van zijn rechtspraak, de sociale voorzieningen, het onderwijs en de godsdienst.
| |
Drie elementen
Men behoeft dan ook niet te twijfelen aan het groeien van een echt Amerikaans cultuurbeeld, want daarvoor zijn drie onmisbare elementen aanwezig: een onverwoestbaar optimisme, dat zich uit in de overtuiging, dat wat moet in Amerika ook kan; in de tweede plaats een sterke gezelschapszin, gegrond op de ervaring van eeuwen immigratie, waarin men geleerd en ervaren heeft, dat niemand het in dit leven alleen af kan en dat allen dus moeten samenwerken en elkander moeten aanvullen. In de derde plaats de Amerikaanse zin voor concreetheid, de overtuiging, dat het goede niet in de lucht moet blijven hangen als een abstract denkbeeld, maar dat vorm moet aannemen in woord en daad; zonder dat heeft het in Amerikaanse ogen geen nut.
| |
Kerk en godsdienst
In het leven van de Amerikaanse pionier heeft de kerk en alles wat daarmee verband houdt altijd een vooraanstaande plaats ingenomen.
In de oudste nederzettingen van ver uit elkaar wonende immgranten was het kerkgebouw het middelpunt, zowel van het godsdienstig als van het sociale leven. In die kerk ontmoetten zij, die verder elkaar nauwelijks zagen, hun land- en lotgenoten. Tussen de zondagmorgen- en avonddienst gebruikten de gemeenteleden gezamenlijk de maaltijd. De predikant was een factotum met autoriteit bekleed. Hij was de enige geletterde en gestudeerde man in die gemeenschappen; hij leidde gewoonlijk de jongens op voor de universiteit; in zijn handen rustte de armenzorg en hij was de vraagbaak voor iedereen. In de noord-oostelijke provincies was de protestantse kerk calvinistisch. Hoewel de kerk niet meer die invloed heeft, welke zij had in de tijden, toen het stemrecht alleen werd gegeven aan hen, die lidmaten der kerk waren, is de macht van de kerk op sociaal en zelfs op politiek gebied in Amerika nog altijd zeer groot.
Wij spreken hier van de kerk, maar niet worde vergeten, dat er meer dan tweehonderd secten worden aangetroffen. Bijzonder secta- risch lijken de Amerikanen ook weer niet, want prof. Fagginger Auer vertelt, dat hij als predikant in zijn links-vrijzinnige gemeente onder zijn hoorders ook joden, presbyterianen, Griekskatholieken en zelfs één rooms-katholieke dame van elders telde, die, wanneer ze bij haar familie in Maine logeerde, weer getrouw ter misse ging.
| |
De kerken één
Het is dan ook wel zo, dat in het onderbewustzijn van elke Amerikaan zich het denkbeeld handhaaft, dat de kerken in de grond één zijn.
Toch is unificatie der kerken onmogelijk, zolang de een zich niet kan losmaken van zijn kerkgenootschap, waarvan zijn familie misschien eeuwenlang lid is geweest, de quaker en de methodist te veel gehecht blijken aan hun kerkelijke gebruiken, de unitariër en presbyteriaan de preek en de katholiek de liturgie niet willen missen.
Onder protestanten is nog een aardig kerkelijk gebruik, het z.g. ‘church supper’, een in de kerk aangerichte maaltijd, waar alle leden van de gemeente aanzitten, waar de miljonairsvrouw niet alleen naast haar dienstbode zit, maar ook samen met haar de maaltijd bereidt en waar de jonge meisjes, van welke stand ook, samen bedienen.
Dit goede gebruik bindt de mensen nauwer samen en doet allen voor een ogenblik vergeten wat hun kunstmatig scheidt.
Uiterste waardering heeft prof. Fagginger Auer voor de daadwerkelijke steun, welke de rooms-katholieke kerk heeft gegeven aan de emigranten uit het zuiden van Europa en uit Polen.
Daar de staat de kerken niet steunt, komen alle kosten voor rekening van de leden; dat betekent dikwijls een zware last. De traktementen der predikanten en pastoors (laatstgenoemden hebben echter geen gezinszorgen) zijn in de kleine gemeenten verre van ruim, zodat veelal naar bijverdiensten moet worden omgezien.
Blijkens het slot van het hoofdstuk over de kerken heeft men in Amerika te doen met een praktische, ondogmatische godsdienst, uit noodzaak geboren en uit over- | |
| |
tuiging voortgezet, een godsdienst, die, omdat het een lekengodsdienst is, krachtig inwerkt op het leven van het volk, ook op hen, die zich officieel van de kerk hebben afgewend.
| |
Het onderwijs in Amerika
Plaatsgebrek belet ons volle aandacht te schenken aan het zeer lezenswaardige hoofdstuk over het onderwijs. We dienen ons helaas zeer te beperken.
Eeuwen geleden, toen van geordende toestanden onder de immigranten nog geen sprake was, deed elke gemeenschap op het gebied van het onderwijs zoveel als de financiën veroorloofden. De uit die gemeenschappen voortgekomen gemeenten gingen daarmee voort en beschouwden de onderwijsvoorziening als haar recht, met het gevolg dat ook nu nog de staatsinvloed op het onderwijs in Amerika minder groot is dan die in Nederland.
Het Amerikaanse principe na 1776 was: gratis lager onderwijs als een recht en bijwonen van de lessen als een plicht. Een halve eeuw eerder dan Nederland kreeg Massachusetts zijn schoolplichtregeling.
Op de lagere school wenst men geen overbelasting van het kind met het feitenmateriaal. Er wordt meer gedacht aan vorming van het kind.
Niet wat het kind wéét, maar wat het is, is belangrijk en daarom streeft het onderwijs er naar het kind op te voeden tot een goed en bruikbaar mens en tot een goed staatsburger.
| |
De high school
De tot het middelbaar onderwijs behorende high school geeft geen goede voorbereiding voor het universitaire onderwijs. Zij die aan de universiteit wilden studeren, bezochten meestal particuliere voorbereidingsscholen.
De onderwijzerssalarissen zijn zó laag, dat men er geen gezin van kan onderhouden; vandaar dat vele vrouwen bij het onderwijs worden aangesteld.
Het begrip van bijzonder onderwijs slaat bij de Amerikanen niet aan, zelfs niet bij katholieken. Men gaat uit van de gedachte, dat het onderwijs de eenheid onder de natie moet bevorderen en niet tot schotjesgeest moet leiden.
De ouders, die hun kinderen naar kerkelijke scholen zenden, moeten de kosten van het onderwijs geheel zelf betalen. De staat noch de gemeente geeft een cent subsidie. Bovendien betalen ze dan nog belasting voor het openbaar onderwijs.
| |
Hoger onderwijs
Onder het hoger onderwijs rekent men de Universiteiten maar ook de Colleges, die de functies van gymnasium en H.B.S. in zich verenigen met nog iets er bovenop. Zo volgt men aanvangscursussen in de moderne en klassieke talen, maar tevens bevat het lesrooster colleges in wijsbegeerte, ethica, logica, esthetica, sociologie en astronomie, wetenschappen die men in Nederland op de universiteit moet zoeken.
On-nederlands is, dat zij, die het hoger onderwijs volgen, onderworpen zijn aan geregelde repetities en daarvoor cijfers krijgen. Maar ook moeten de studenten scripties maken naar onderwerpen van zelfstudie.
De in groepen ingedeelde studenten moeten ook driewekelijks een rapport uitbrengen over hun vorderingen. Komt de hoogleraar tot de conclusie, dat een of meer van de studenten achterop raken, dan krijgen zij bijlessen van aan de universiteit verbonden ‘instructors’, een soort repetitoren.
| |
Enkele cijfers
De Harvard-universiteit kost per jaar £ 42.600.000 of f 164.800.000. De bibliotheek bevat 600.000 delen. Elk jaar komen er 150.000 boekdelen bij.
Aan de universiteit van New York studeren 60.000 studenten.
Een student heeft voor studie, onderdak in zgn. dormitoria of elders, voeding, kleding etc. minstens f 5000 per jaar nodig. Velen verdienen als werkstudent deze kosten of een groot deel ervan.
| |
Denken en leven der Amerikanen
Prof. Fagginger Auer tracht in dit hoofdstuk antwoord te geven op de vraag, die zo menig buitenstaander zich stelt: wat typeert de gemiddelde Amerikaan, wat is nu eigenlijk een fundamentele Amerikaanse opvatting?
Deze Nederlandse Amerikaan, die zoveel jaren in de V.S. woonde, als predikant en als docent aan een universiteit dagelijks met Amerikanen van alle leeftijden te doen had, zegt over hen het volgende:
De Amerikaan heeft vóór alles een onverwoestbaar optimisme, gebaseerd op zijn vaste geloof, dat elke toestand, als het nodig is, kan worden verbeterd. De negerkwestie, arbeidsonlusten, het labiele overwicht der economischetoestanden met de vele ernstige daaruit voorkomende crises, veroordeelt hij evenzeer als wij het doen, maar, zo gelooft hij, dat komt mettertijd wel in orde, als maar eerst ernstig gepoogd wordt die problemen op te lossen.
| |
Geen dogma's
De Amerikaan is concreet, feitelijk. Hij houdt vast aan waarneembare feiten, waaruit hij zijn conclusies wil trekken. Zelfs in de theologie zijn abstracte denkbeelden niet geliefd. Niet de transcendente, maar de immanente God staat bij hem op de voorgrond. God moet bégrepen maar ook gegrepen kunnen worden.
Hebben dogma's voor hem geen aantoonbare waarden dan worden ze teruggewezen of veronachtzaamd. De preken in de Amerikaanse kerken zijn dan ook zelden leerstellig. Het gaat in die preken veelal om het alledaagse leven, om sociale kwesties en hoe men als Christen daar tegenover heeft te staan.
De Amerikanen, afstammend van de immigranten, die kunnen wijzen op eeuwen van strijd, zijn afgestemd op de vraag: ‘wat heb ik aan dit of dat, welk resultaat kan ik er van verwachten, wat is het voor mij waard?’.
| |
Huiselijk leven
Wat het huiselijk leven betreft valt o.m. op te merken, dat er door de afwezigheid van de heer des huizes, die niet thuis komt tussen de middag, vanwege de grote afstanden tussen huis en kantoor en ook van de kinderen, die vaak per schoolbus heen en weer naar school gaan, een zekere gezinsontwrichting valt waar te nemen. Daarbij komt, dat de jeugd de verstrooiïng meer buitenshuis zoekt, dat zij jonger al op eigen benen staat en dat het ouderlijk gezag minder groot is dan in ons land. Jongens en meisjes zullen bv. van een verloving en een aanstaand huwelijk kennis geven aan de wederzijdse ouders, maar niet om hun toestemming vragen.
De Nederlandse familiegezelligheid zoekt men daar tevergeefs. Een jongen van 16 jaar koopt van zijn spaargeld een 5de hands auto en gaat daarmee met zijn vriendjes en vriendinnen uit. De morele gevolgen van deze vrijheid zijn niet alarmerend; van verwildering, zo vaak door de pers beschreven, is zeker geen sprake. De verhouding tussen de leden van het gezin is in het algemeen zeker niet minder hartelijk. Amerikanen tonen zelfs een merkwaardig verantwoordelijkheidsgevoel te bezitten jegens naamgenoten, met wie ze hoogstens in de verte nog verwant zijn. Mogelijk is dit nog een overblijfsel uit de tijden, toen men, levend in de wildernis, een sterk gevoel van saamhorigheid uit levensnood kende.
De rustige sfeer, nodig voor een gezond familieleven, mist Amerika.
| |
Keiharde zakenman
De Amerikaan staat verder bekend om zijn vrijgevigheid. Grote bedragen worden jaarlijks geschonken voor onderwijs, musea, kerken, volksgezondheid en zo meer.
Hij is een keiharde, niets ontziende zakenman, maar tevens is de Amerikaan sentimenteel. Hij zal een man, die hij heeft doodgeconcurreerd, weer met gulle hand op de been helpen. Hij leent zonder enige waarborg geld aan mensen, die hij nog maar pas kent en zal ze niet achterna lopen om het geleende zo gauw mogelijk terug te betalen. Van deze goedgelovigheid wordt natuurlijk tot zijn schade nog al eens misbruik gemaakt.
| |
Echtscheidingen
De Amerikaan is goedaardig, vriendelijk, met een sterk gevoel voor de werkelijkheid.
Geld is op zich zelf niet het hoogste, al noemt men Amerika het land van de dollar. Geld acht de Amerikaan belangrijk, omdat het hem verschaffen kan wat waarde voor hem heeft, wat hem voldoening schenkt en daaronder rekent hij ook de vreugde van het geven.
De invloed van de Amerikaanse vrouw, zowel in het gezin als daarbuiten, is groot. De ‘Women's Clubs’ en de ‘Women's Societies’ in de kerken doen veel van zich spreken.
Het verhaal, dat het aantal echtscheidingen in Amerika ontstellend groot is, is onjuist en wordt wel tot zijn ware afmetingen teruggebracht, als we horen, dat dit aantal 2,4% beloopt van het aantal gesloten huwelijken, tegen 2,3% in... Nederland.
(Slot volgt)
|
|