op, dat de immigranten hun eigen cultuur bewaren en de bevolking van het land, waarheen zij getrokken zijn en dat nog betrekkelijk cultuurarm is, verrijken met hun culturele bezit.
Het is een verheugend feit, dat twee grote organisaties in Australië in belangrijke mate er toe bijdragen het ideaal dat door organisaties, zoals Nederlandse verenigingen wordt nagestreefd, te helpen verwezenlijken, en wel de Raad van Goede Nabuurschap (Good Neighbour Council) en de ‘New Australian Cultural Association’. In beide lichamen is de Nederlandse gemeenschap door een Nederlander vertegenwoordigd en deze Nederlander is zelfs belast met de opstelling en de uitvoering van de culturele programma's. Nooit zal ik de woorden vergeten, die Sir Richard Boyer, Voorzitter van de Australische Radio Omroep en Voorzitter van de Raad voor Goede Nabuurschap, onlangs richtte tot een aantal jongelui, die enkele minuten te voren Australische burgers waren geworden: ‘Ik hoop, dat jullie steeds een warm plekje in jullie hart zullen bewaren voor het land, waar jullie zijn geboren.’ Dat hebben ook de Polen begrepen en de Ukrainse immigranten, de Hongaren en de Czechoslovaken, de Letten en de Estlanders en de Jugoslaven en andere vertegenwoordigers van landen met een rijke beschaving, die in navolging van de Nederlanders 7 jaar geleden begonnen volksdansen en volksmuziek te beoefenen en die de Australiërs kennis deden maken met de heerlijke schatten van hun kunstvoortbrengselen. Het is de Poolse dichter, Jan Lechon... geweest, die in zijn gedicht ‘Polen in den vreemde’ de taak omschreef, die ook wij Nederlanders voor ogen moeten houden:
‘Weest soldaten, tot elk offer bereid,
Waakt over de schatten van Uw volk,
taal, zeden en gewoonten,
Over Kunst en over de wonderen, door
kunstenaarshanden gewrocht.’
Eén ding moet mij echter van het hart en dat is, dat, terecht of ten onrechte, bij tal van Nederlanders de gedachte heeft postgevat, dat Nederland, het Nederlandse volk en de Nederlandse regering geen of niet voldoende begrip tonen voor de culturele kant van de emigratie en niet genoeg trachten voorzieningen te treffen om de geestelijke nood van landgenoten in den vreemde met wijsheid en inzicht te lenigen. Naar mijn mening is het Algemeen Nederlands Verbond hèt aangewezen orgaan, dat door een zeer ruime subsidie in staat gesteld moest worden de hoogst belangrijke taak van de leniging van geestelijke nood van landgenoten in den vreemde te vervullen. Geld is niet alleen de zenuw van den handel en van den oorlog, maar ook van cultuurverspreiding, en, zoals een Duitse dichter zeide: ‘Wo do nicht bist, Herr Organist, da schweigen alle Flöten.’ Ook in Australië ligt een uitgestrekt terrein open. Ik geef toe, dat het bibliotheekwerk bloeit, maar dat is slechts een enkele facet van het werk, dat er verricht kan worden. Ik heb hier het oog op volkslied, volksmuziek, volksdans en volksdracht, uitingen van onze nationale cultuur, die verankerd ligt in de verknochtheid tot het eigen land, de heemliefde, waarop Joost van den Vondel in zijn ‘Gijsbrecht van Amstel’ doelt, als hij zegt: ‘De liefde tot zijn land is ieder aangeboren’.
Nu zijn sommige vormen van cultuuruiting, zoals volksdans, volksmuziek en volkszang met weinig kostbare middelen tot stand te brengen, maar voor andere, zoals heemdrachten, staan de zaken geheel anders. Tot nu toe is o.m. het bezit van streekdrachten beperkt tot hoofdzakelijk Volendammer cos- tuums, die het voordeel hebben wel de meest populaire te zijn, de minst ingewikkelde en de minst kostbare, maar die het nadeel hebben de indruk te wekken, een indruk, versterkt door onjuiste propaganda over de gehele wereld, dat zij hét nationale costuum zijn. Voor de uitbreiding van dit bezit met heemdrachten uit andere streken van Nederland is persoonlijk initiatief en zijn persoonlijke middelen niet toereikend.
En wat kon er niet gedaan worden in de vorm van tentoonstellingen van nationale kunst, zoals de Italianen en Fransen dat deden.
Het Algemeen Nederlands Verbond deed reeds prachtig werk door de Nederlandse gemeenschap in Sydney in staat te stellen in de optocht van het Waratah-Lentefestival in oktober jl. aan de Australische bevolking een aanschouwelijke les in geschiedenis te geven, toen in deze optocht een vijftal Nederlanders voorop liepen in de dracht van de zeventiende eeuw, voorstellende Willem Jansz, Dirk Hartog, Cornelis Houtman, Abel Tasman en Willem Vlaming, die lang vóór kapitein Cook in Australië voet aan wal zetten.
Het Algemeen Nederlands Verbond viert thans zijn 60-jarig bestaans-jubileum! Gij, die het roer in handen houdt van dit cultureel apparaat bij uitstek, aanvaardt de tol van de bewondering van de Nederlanders in Australië, die hun gelukwensen voegen bij de duizenden, die U zullen bereiken. In deze gelukwensen ligt opgesloten de hoop, dat het Algemeen Nederlands Verbond spoedig het predicaat ‘Koninklijk’ zal mogen voeren en in waarheid op ‘Koninklijke’ wijze de weg moge bewandelen, die het 60 jaren lang met enthousiasme heeft gevolgd.
Dr. C. Wouters
Vertegenwoordiger voor Australië van het Algemeen Nederlands Verbond.