Vernieuwing
Het is een zinvol gebruik iemand bij het bereiken van zijn zestigste verjaardag op bijzondere wijze geluk te wensen; in het algemeen mag men immers aannemen, dat zijn rijpe ervaring en vele, vaak grote verdiensten, hem op deze leeftijd een onmiskenbare waardigheid verlenen; zijn wijsheid en evenwicht worden door velen gezocht en hem dikwijls benijd; hij wordt voortaan gerekend tot de sterken en waardevollen.
Dit is één aspect van een zestigste verjaardag. Daarnaast bestaat echter de mogelijkheid, dat men de feesteling met ingang van dat zestigste jaar ‘oud’ gaat vinden, en meer of minder openlijk zelfs ouderwets. Men vreest of veronderstelt vaak een zekere verstarring in doen en denken, een zweren bij het verleden, een te weinig soepele en actuele instelling tegenover het leven.
Zestigjarigen, die de voordelen en verworvenheden van hun leeftijd niet paren aan de genoemde nadelen, zijn dubbel waardevol en daarom richt ik mijn gelukwensen met bijzondere vreugde tot het Algemeen Nederlands Verbond.
Het A.N.V. heeft n.l. in de loop van zijn bestaan herhaaldelijk de moed, de kracht en de zelfkritiek weten op te brengen zich te vernieuwen. Het laatst en het meest ingrijpend geschiedde dit in 1950, toen niet alleen de organisatie van het Verbond geheel is aangepast aan nieuwe eisen, maar het A.N.V. ook zijn activiteiten heeft vernieuwd en aangevuld met belangrijke culturele werkzaamheden ten behoeve van onze emigranten.
Het Verbond behoort tot de oudste gesubsidieerde organisaties van Nederland. De Rijksoverheid heeft zijn werk, en ik mag wel zeggen: zijn strijd om het behoud en de versterking van het Nederlandse karakter en van de Nederlandse taal (getuige o.m. het belangrijke boekje ‘Taalzuivering’, dat al een ‘Best-seller’ was voordat dit anglicisme in onze taal was doorgedrongen) altijd van den beginne af aan hogelijk gewaardeerd. Dit blijkt b.v. uit het feit, dat het A.N.V. in 1905 namens Hare Majesteit de Koningin bericht ontving van het toestaan van een speciaal subsidie uit ‘ingenomenheid met de nuttige en opwekkende nationale arbeid’ van het Verbond.
In het bijzonder sedert de reorganisatie van 1950 heeft het Verbond zijn werkzaamheden krachtig uitgebreid en bewezen, dat het ernst wil maken met de gedachte, uitgesproken in het jaarverslag 1953
‘Wij kunnen ons niet veroorloven te teren op de daden van het
verleden, ons werk moet een
scheppend karakter hebben, onze ruime blik moet gericht zijn op de
toekomst’. Deze, metterdaad bevestigde, stellingname van het Verbond geeft mij alle aanleiding tot erkentelijkheid en waardering voor hetgeen in het verleden verricht werd en evenzeer tot groot vertrouwen in het toekomstig werk van het Verbond. En tevens vormen deze gelukkige resultaten uit het verleden, de talloze activiteiten, die een inspirerend voorbeeld van het particulier initiatief vormen, de niet aflatende zorg voor het behoud van het Nederlandse volkskarakter en van de waarden van onze cultuur bij de Nederlanders, die uitgezwermd zijn over de wereld, even zovele redenen voor een oprechte en vooral op de toekomst gerichte gelukwens bij het zestigjarig bestaan van het Algemeen Nederlands Verbond.
Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen
(Mr. J.M.L. Th. Cals)