Recht en Taal
In het jubileumnummer er van ‘De Rechtsstrijd’, het orgaan van de bond van pzrsoneel werkz aam in de rechtspraktijk en van de kandidaat-deurwaarders, ‘Jupeca’, ons welwillend toegezonden door het Assense lid, dr. H.J. Schaap, is een artikel opgenomen van de hand van mr. J.C.M. Leyten, advocaat te Nijmegen, waarin de vaktaal van de jurist onder de loep wordt genomen.
De jurist heeft, evenals de medicus, de theoloog, de sportsman en de dief, zijn vaktaal. De wettenmakers, de opstellers van dagvaardingen en conclusies en de opstellers van vonnissen zijn het meest verplicht die vaktaal zwart op wit te zetten.
Mr. Leyten wijst er op, dat van de taal der wetboeken een ‘vormende’ invloed op de stijl van dagvaardingen en vonnissen uitgaat, hoewel bijvoorbeeld het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dateert van.... 1838.
Enige opmerkelijke vaktermen worden genoemd en toegelicht. Zo bijvoorbeeld conclusiën in plaats van conclusies, de uitdrukking ‘ten profijte van het verleende verstek’, voorts ‘dingtalen’, ‘daadzaken’, het ‘bekennen’ van verlof, ex cathedra, peremptoir, exceptie, enz.
Het is de overtuiging van mr. Leyten, dat in de rechtspraktijk zo stevig aan deze oude woorden en uitdrukkingen wordt vastgehouden, omdat men in die sfeer zeer behoudend is en niets moet hebben van nieuwigheden in de vaktaal, daar je nooit kunt weten of niet een geslepen tegenpartij uit zo'n nieuwigheid een niet-ontvankelijkheids-verklaring zou weten te slepen. Deze opmerking moge overdreven lijken, maar, zo gaat mr. Leyten voort, de juristen, die maar al te goed weten, dat hoger beroep en vooral cassatie zich soms concentreren rondom de uit leg van een woord, gebruiken liever de slechts, maar vertrouwde en vooral veilige vaktermen, in plaats van de juiste, maar gevaarlijke nieuwere woorden.
Opmerkelijk is het, dat vele juristen, die in hun vak over het algemeen een lelijke taal bezigen, zich met succes op het gebied van de literatuur bewegen of bewogen hebben. Bordewijk, Pauwels, Keuls, Herzberg en anderen.
Tenslotte zeat mr. Leyten, dat het meer dan een schrale troost is, dat het recht in veel opzichten z'jn uiterlijke gedaante, zijn taalvorm verloochent. Zoekt men immers naar de zin van argumentering en beslissing dan ontdekt men vaak - verwonderd en verrast - temidden van een raderwerk van feilloos in elkaar draaiende woorden, een hart, dat klopt.