Verzilting
DIT GROTE DELTAPLAN zal niet alleen worden uitgevoerd om Nederland veilig te stellen tegenover de aanvallen van de zee, maar ook om de waterhuishouding te verbeteren en o.a. de voor land- en tuinbouw zo schadelijke verzilting tegen te gaan.
Het drieëilandenplan is, behalve dat het past in de opzet van de Deltawerken, bijzonder aantrekkelijk, omdat de waterstaat daarbij een schat van ervarinen zal opdoen, die bij het opbouwen in de toekomst van de grote dammen onmisbaar zullen blijken te zijn.
Behalve dat Zeeland en Zuid-Holland beveiligd worden, zullen de eilanden, die eeuwenlang zeer geisoleerd zijn gebleven, straks door belangrijke verkeerswegen worden opgenomen in het grote nationale en internationale verkeer.
VAN DE TALLOZE VRAAGSTUKKEN welke bij de uitwerking van de Deltawerken onder de ogen moesten worden gezien zullen we er maar één noemen. Dat is de ijsgang, die in de - na de afdamming - verzoete zeearmen veel sterker zal zijn dan weleer. Maar bovendien moest er rekening mee worden gehouden, dat het ijs, dat van boven ax komt, gemakkelijk op zee kan worden geloosd, opdat zich geen dammen vormen, die noodlottig zouden kunnen zijn voor de dam in het Haringvliet.
Ook werd in positieve zin de vraag beantwoord of het verantwoord was een zo groot kapitaal uit te geven en gedurende een reeks van jaren grote aantallen arbeidskrachten te binden.
Men meende op deze vraag voor 100% ‘ja’ te kunnen zeggen, omdat na de uitvoering van de Deltawerken het risico van een ramp als in 1953 tot een aanvaardbaar minimum zal zijn teruggebracht.
Met het afsluiten van de zeegaten door een betrouwbare, primaire stormvloedkering, waardoor een gladde, gesloten kustlijn wordt gevormd, bereikt men een veel groter veiligheid dan met dijkverhoging, waardoor de moeilijkheden niet tot een oplossing worden gebracht, doch slechts verschoven worden. Verhoging van de dijken zou Waterstaat voor bijzondere moeilijkheden stellen, waarvan de oplossing niet alleen zeer tijdrovend, maar ook zeer kostbaar zou zijn.
Men denke aan de veel dijken, waarlangs dorpen zijn gebouwd, waarin sluizen en bruggen voorkomen, die mét de huizen zouden moeten worden afgebroken. Men denke aan de vele bouw- en weidegronden, die zouden moeten worden onteigend om de voet der dijken aanmerkelijk te verbreden.
Zo zijn de deskundigen, na alle kanten van dit ontzaglijk moeilijke vrna^stuk te hebben bezien, tot de slotsom gekomen, dat uitvoering van het Deltaplan noodzakelijk is.
Dit zijn enkele opmerkingen over het Deltaplan, welke wij ontleenden aan het prachtige werk van de heer H.J. Stuvel.
Wanneer we zijn boek nog eens doorbladeren en overdenken, hoe groot ons volk is in tijden, dat het groot moet zijn, dan zouden we in de trant van Demosthenes willen zeggen: ‘Als ik qeen Nederlander was, zou ik Nederlander willen zijn’.