| |
| |
| |
Admiraal De Ruyter
Neerlands grootste vlootvoogd
In het rijksmuseum in Amsterdam is op 24 maart, de geboortedag van Michiel Adriaansz. de Ruyter, een tentoonstelling geopend, die betrekking heeft op het leven van deze zeeheld. De tentoonstelling is een onderdeel van de grootse herdenking van het feit, dat Nederlands roemruchtste admiraal 350 jaar geleden in Vlissingen werd geboren.
Deze tentoonstelling zou de naam kunnen dragen: ‘van het wiel tot het graf’ want het wiel uit de lijnbaan van de firma Lampens, kooplieden te Vlissingen, is er te zien. En verder geven tentoongestelde voorwerpen, schilderijen, kaarten en documenten een prachtig beeld van het leven en de avonturen, de kloeke daden en beroemde wapenfeiten van deze allergrootste vlootvoogd en deze uithlinkende persoonlijkheid.
De Ruyter, zo mogen we veronderstellen, is een echte zoon van Vlissingen, van Zeeland en van zijn tijd.
In dat kleine, nauwelijks zes duizend zielen tellende stadje bestond de bevolking voor een groot deel uit niet al te kieskeurige zeelieden, die dan ook de sprekende, zij het niet vleiende, bijnaam kregen van ‘Zeeuwse wolven’, mannen, die op de geuzenvloot van ‘wanten wisten’, mannen door eigen belang en neiging onafscheidenlijk verbonden aan de zaak van de republiek, vurige Calvinisten, soms felle haters van Spanje, geestdriftige aanhangers van Oranje.
Is het wonder, dat uit Zeeuwse scheepsjongens en matrozen zoveel kapiteins en admiraals groeiden!
| |
Zijn jeugd
De Ruyter's grootvader diende als soldaat, had later bij Bergen op Zoom een boerderijtje, dat door Staatse ruiters werd platgebrand. Michiels' vader was zeeman en later bierdrager in Vlissingen, werd zelfs poorter van de stad.
De kleine Michiel was een vlug, levendig en woelig kereltje, eerlijk als een ronde Zeeuw, onbevreesd, vechtlustig, een echte belhamel bij allerlei straatjongensrelletjes, een lastpak op school, waar de plak voor hem zeker geen onbekende is gebleven, maar toch kon hij, toen de schooldeuren zich achter hem sloten, behoorlijk lezen, schrijven en rekenen.
Men kan zich voorstellen, hoe deze jongen, die dagelijks verhalen hoorde uit de mond van zeelieden, die de aardbol om-zeild hadden, die voorts schepen in en uit Vlissingse haven zag zeilen, wiens vader hem ook van het avontuurlijke leven aan boord van een schip verhalen deed, hunkerde om ook die wijde zeeen te bevaren.
En zo onderneemt dan de 11-jarige Michiel in augustus 1618 als hoogbootsmansjongen zijn eerste zeereis.
| |
Bij zee- en landmacht
Jaren en jaren voer hij in verschillende rangen ter koopvaardij, op schepen van de Lampsens, afgewisseld met dienstneming aan boord van een oorlogsschip en zelfs in het leger van prins Maurits, waar hij als busschieter (kanonnier) dienst deed.
In zijn latere positie van hoogbootsman, welke rang onmiddellijk volgde op die van stuurman, heeft De Ruyter een leerrijke tijd doorgebracht. Alles wat er te leren viel over masten, tuigage, ankers, zeilen en boegspriet nam de leergierige jonge zeeman in zich op. Als hoofd van de bemanning maakte hij zich de kwaliteiten eigen, die hem in hogere posities zo te stade kwamen bij het onder tucht houden van een zeer moeilijk hanteerbare, lastige bemanning.
Niet algemeen bekend is, dat De Ruyter voor het handelshuis Lampsens een zevental jaren als handelsagent in Dublin heeft gezeten, aan welke werkzaamheden hij vermoedelijk zijn bijzondere koopmanstalenten, waar van herhaaldelijk overtuigend gebleken is, te danken had.
| |
Vroom man
Als De Ruyter aan de wal was, legde hij zich vol geestdrift toe op het bijleren van al wat hem nog ontbrak op het gebied der navigatie.
Zo groeide hij op tot een verstandig, vroom, intelligent man van strenge, eenvoudige zeden, een beleidvol zeeman, des-kundig en ervaren, maar ook kort aangebonden en driftig, energiek en autoritair, een rondborstig man uit één stuk, trouw aan zijn opdrachtgevers, onverzettelijk tegenover vijanden en tegenstanders, deemoedig tegenover het Opperwezen, in wiens handen De Ruyter al zijn bekommernissen legde, wie hij om zegen vroeg, voor dat de strijd aanving en die hij dankte, als de kanonnen zwegen.
Menige tocht werd ondernomen ter walvisvaart rondom Groenland; als kruiser-kapitein voerde hij het bevel over een particuliere kruiser van de Lampsens, welke tot taak had zoveel mogelijk afbreuk te doen aan de Duinkerker kapers en zo mogelijk deze ‘prijzen af te jagen’. Behalve in ‘den Oost’ heeft De Ruyter wel alle zeeën bevaren en heeft hij menig hachelijk moment overleafd, dank zij zijn eminente deskundigheid als navigator, zijn voorzichtigheid als deze hem geboden leek, zijn moed welke hem nooit verliet.
Na als kapitein ten oorlog op de Staatse vloot enige jaren te hebben gevaren, diende hij van 1643-1652 weer de koopvaardij, maar nu op een eigen schip,
| |
Koopman
waarmee hij lading van koopmanshuizen vervoerde, maar ook handel dreef voor eigen rekening, waarbij zijn vcortreffelijke koopmanstalenten hem geen windeieren legden.
Bij een van die tochten viel De Ruyter in handen van de Franse markies de Lalande. Toen deze hem aan boord van het Franse schip vroeg of hij hem iets mocht aanbieden, water of wijn, zei De Ruyter fier: ‘Indien ik uw gevangene ben, zo geef mij water; doch wanneer ik een vrij man ben, schenk mij wijn’. Deze woorden en de wijze waarop ze gesproken werden maakten zó'n indruk op de markies, dat hij De Ruyter met zijn schip ‘De Salamander’ vrij gaf.
Na het sluiten van zijn derde huwelijk in 1652 en inmiddels een vrij vermogend man geworden, besloot hij, hoewel pas 45 jaren oud, stil aan de wal te gaan leven.
De mens wikt, het lot beschikt. De woeligste jaren zouden voor De Ruyter nu pas beginnen, om te eindi^en in zijn laatste strijd in de Middellandse zee.
| |
Strijd op alle zeeën
Nauwelijks enige maanden genietend van de rust aan de wal eiste het land hem op toen de eerste Engelse oorlog uit handelsnaijver geboren, uitbrak. De Staten achtten het namelijk noodzakelijk, dat naast Tromp, die in het bijzonder de Britse vloot moest aanpakken, een tweede bevelhebber van de z.g. Wielingenvloot zoveel mogelijk nadeel aan Engelse handelsschepen zou toebrengen. Deze bevelhebber werd Witte Cornelisz. de Wit, die als onderbevelhebber De Ruyter kreeg toegewezen, nadat diens tegenzin was overwonnen door hem te wijzen op het landsbelang. Echter slechts voor één zeetocht stelde hij zich beschikbaar.
Het bleef niet bij die ene tocht, want het land en de vloot konden het niet stellen buiten deze talentvolle strateeg. De oorlogen, waarbij de republiek direct of indirect betrokken werd, waren niet van de lucht.
Uit de vaderlandse geschiedenis herinneren we ons De Ruyter's roemrijke krijgsbedrijven, zijn meesterschap ter zee, dat al dadelijk tot uiting kwam in de eerste Engelse oorlog (1652-1654) door zijn overwinning op de Britse vloot bij Plymouth (maart 1653), zijn optreden tegen de Algerijnse zeerovers, de tocht naar de Oostzee in 1659, waar hij voor Denemarken de stad Nyborg aan de Zweden ontnam en de herovering op de Engelsen in 1664 van de door hen bezette Nederlandse bezittingen ter westkust van Afrika.
Na Wassenaars dood in 1665 werd hij benoemd tot opperbevelhebber der vloot. In de tweede Engelse oorlog (1665-1667) versloeg hij, met 100 schepen, 22.000 zeelieden en 4600 stuks geschut de Engelsen in de beroemde vierdaagse zeeslag (1666)
| |
| |
en het jaar daarop beef den de Britten voor hem toen hij onverschrokken met de vloot doordrong tot vlak bij Londen, en daarna de bewondering verwierf van de vijand, omdat zijn troepen aan de wal geen slachtoffers maakten en plundering achterwege bleef. Een schitterend bewijs hoe De Ruyter er de wind onder had.
| |
Het dodelijk schot
De derde Engelse oorlog (1672-1678) werd ook weer in hoofdzaak op zee uitgevochten. De Ruyter moest het nu opnemen tegen de gecombineerde Engelse-Franse vloot. Maar Bestevaer weifelde niet. Bij Solebay sloeg hij van zich af, het jaar daarop wist hij bij Schooneveld een machtige vijand te weerstaan, bij Kijkduin overlaadde hij zich met eer en roem. Dan wendde hij zich naar de Middellandse zee, waar hij de Franse admiraal Duquesne bij Stromboli met succes bestreed. Enige maanden later bond hij nogmaals met een veel zwakkere vloot de strijd aan tegen deze bevelhebber en onder de rook van de machtige Etna kreeg hij op 22 april 1674 het dodelijk schot aan boord van de ‘Eendracht’. Een week later bezweek hij aan de gevolgen van deze ernstige verwonding, op de rede van Syracuse.
Aan boord van zijn schepen heeft De Ruyter steeds blij ken gegeven van grote persoonlijke moed. De oorlog aanvaardde hij als een noodzakelijk kwaad, ter wille van zijn vaderland en de vrijheid. Zo kon hij aan de vooravond van de vierdaagse zeeslag tot zijn kapiteins zeggen: ‘Strijdt dan vromelijk, dewijl wij alléén oorlogen uit nood en voor de vrede’.
Zijn krijgskundig genie en zeker ook zijn diepe godsvertrouwen hebben hem ter overwinning geleid, dikwijls onder omstandigheden, welke voor een onvermijdelijk échec deden vrezen.
| |
Laatste bede voor de vloot
Toen de staten, nadat hij zijn bezwaren tegen het Middellandse zee-avontuur had naar voren gebracht, op zijn eergevoel werkten, door hem te vragen, of hij wellicht bij het klimmen der jaren, denkbeeldige gevaren ging zien, sprak hij die onvergetelijke woorden: ‘Daar de Heeren Staten hun vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen’. Hij hééft zijn leven gewaagd. De Ruyter verloor zijn leven, de Staten verloren hun beste vlootvoogd.
In zijn laatste uren bad deze grote mens met innige bezorgdheid: ‘Hesre, bewaar's lands vloot. Spaar genaadiglijk onze officieren, matrozen en soldaten, die voor een kleyn geld zooveel ongemaks en gevaers uytstaan’.
Bestevaer, ten voeten uit. Een mens, die stervende niet aan zichzelf denkt, maar aan de vloot en zijn manschappen.
Zij deze grote Michiels Adriaansz. de Ruyter, in wie het beste van onze vaderlandse aard uitblonk, ons allen ten voorbeeld.
Dan krijgt deze grootse herdenking een zeer bijzondere betekenis. |
|