Waardering voor Rembrandts kunst
Voordracht v.d. afd. Rotterdam
Dr. A.B. de Vries, directeur van het Mauritshuis te 's-Gravenhage, hield 17 oktober voor de afd. Rotterdam e.o. van het A.N.V., een voordracht over ‘De waardering van Rembrandts kunst, 1630-1956’. De heer J.J. Klappert, voorzitter van de afdeling, opende de bijeenkomst met de spreker welkom te heten, waarbij vlij tot zijn vreugde zag, dat de belangstelling voor deze voordracht buitengewoon groot was.
Bij de ongekende waardering, welke Rembrandt thans ten deel valt, is het zo ving spreker aan - soms vreemd te moeten ervaren, dat deze in de drie eeuwen, welke achter ons liggen, niet altijd even groot is geweest. Tijdens Rembrandts leven uitte zich de scherpzinnige Huygens in prijzende toon, maar de schilder-schrijver Sandrart (Joachim Sandrart 1606-1688) daarentegen gaf harde critiek. Van 1713 tot in het midden der vorige eeuw was en bleef Houbrakens boekGa naar voetnoot*) de bron waaruit men zijn kennis putte; zijn oordeel was de spiegel van de waardering voor Rembrandts kunst. Bij grote lof, scherpe verwijten. Dr. de Vries bestreed echter de opvatting dat de kunstenaar tijdens zijn leven min of meer verguisd zou zijn; de voorkeur echter ging uit naar het jeugdwerk van Rembrandt. In de grote verzamelingen echter worden ook zijn latere werken aangetroffen.
In de 2de helft van de 19de eeuw verschoof de aandacht naar de geestelijke inhoud van zijn kunst. Uitvoerig volgde Dr. de Vries de grote dichters en schilders als Goethe, Victor Hugo, Velasquez, Goya, Daumier, Cézanne en Van Gogh in hun uitingen, waarderend of misprijzend en de invloed welke zij van Rembrandt ondergingen.
De hr. J.C. Ebbinge Webben, directeur van het Museum Boymans, met wiens medewerking deze avond plaats vond, richtte ten slotte warme woorden van dank tot Dr. de Vries.