Neerlandia. Jaargang 60

[p. 56]

‘Rock 'n Roll’

De dag- en weekbladen houden zich tegenwoordig nog al eens bezig met een vrij hinderlijke uiting van baldadigheid onder de oudere jeugd. Wij bedoelen de ‘Rock 'n roll’-uitspattingen, die hier te lande en in nog erger mate in het buitenland plaats grijpen. Zo lazen wij in een van onze kranten, en we doen maar een greep, het volgende:

‘Ongeveer 500 jeugdige personen hebben gisteravond getracht de binnenstad van Enschedé op stelten te zetten, na afloop van de avondvoorstelling van de film “Rock around the clock”, die in het City-theater wordt vertoond.

De politie was evenwel met ongeveer 25 man ten tonele verschenen en trad met de gummiknuppel krachtdadig tegen de jongelui op.

Tal van personen liepen een pak slaag op. Het bleef echter nog geruime tijd rumoerig in de binnenstad en een achttal jongelui is meegenomen naar het politiebureau.

Het verkeer is op zeker ogenblik stopgezet, doordat grote aantallen jongelui de wegen, die over de markt leiden, versperden.’

Ieder weldenkend mens zal vanzelfsprekend zeggen, ‘dat is erg’ en zich de vraag stellen: ‘waar gaan we heen?’

Er zijn zelfs mensen, die aan deze ‘dwaze’ uitingen van een zinloos bedrijf heel diepzinnige beschouwingen hebben gewijd.

Zij hebben zich de vraag gesteld, waar het met onze beschaving naar toe moet. Zij hebben in de geschiedenis gezocht naar soortgelijke dwaasheden en.... ze hebben ze gevonden ook.

Nu zullen wij de laatsten zijn om te willen ontkennen, dat achter deze uitingen van dwaze onevenwichtigheid geen vraagstuk ligt.

Maar, men vergeve ons onze openhartigheid, dit schijnt ons toe, meer een vraagstuk der ouders en der gezinnen te zijn, dan van de jeugd zelf.

Niet generaliseren

Men bedenke, dat het altijd verkeerd is bij dergelijke dwaasheden te gaan generaliseren. Wie zou zeggen, zo is de jeugd, die zou een stommiteit van ordentelijke grootte begaan en zeker onrecht doen aan het veel groter aantal jonge mensen, dat van deze dwaasheden niets hebben moet en die ze terecht in eigen kring afkeurt.

Over het algemeen is onze jeugd goed. Wij hebben er, ook al zijn we ouder, een volledig vertrouwen in en wij willen in geen enkel geval hier dadelijk gevolgtrekkingen maken die in geen enkele verhouding staan tot de feiten.

Min of meer wreekt zich hier een leiding, die wij ouderen bij de opvoeding van onze jonge mensen niet hebben gegeven.

Wij hebben te weinig aangedrongen op een vinden van verantwoordelijkheid, die had moeten gepaard gaan met een vrijheid, die wij de jeugd hadden moeten laten. Bovendien, laten wij voorzichtig zijn. Ook wij ouderen kennen op velerlei terrein te weinig zelftucht, dan dat wij ons moeten verbazen over het feit, dat een volgende generatie het spoor een beetje bijster is geworden.

Wij denken hier bijvoorbeeld aan de grote mate van karakterloosheid, die ouderen in het verkeer en bij het gebruik van openbare vervoermiddelen laten zien,

Het onderwerp, dat cultureel en sociologisch van grote betekenis is, verdient meer aandacht dan wij er hier aan kunnen schenken; maar het lijkt ons goed, dat we over een en ander eens nadenken.

Het is altijd verkeerd, ‘de balk in eigen oog’ te vergeten, maar wel te zien naar de ‘splinter’ in het oog van anderen, in dit geval van onze bijna volwassen jeugd.