Vervlaamste universiteit van Gent vierde haar zilveren jubileum
De drie kraaiende hanen
In 1911 diende een driemanschap, als vertegenwoordiging van drie Vlaamse partijen, een voorstel in bij de Belgische regering, dat niet meer of minder beoogde dan een volledige vervlaamsing van de Gentse universiteit. Dit driemanschap bestond uit de katholiek Van Cauwelaert, de latere burgemeester van Antwerpen, de liberaal Louis Franck jurist en Kamiel Huysmans (de Kamiel) , die slechts node dat initiatief ontwerp ondertekende, omdat hij meende, dat zijn oudere partijgenoot Anseele daarvoor eerder in aanmerking kwam.
De geestige en scherpzinnige socialist Huysmans, die van zijn eigen werk zei, dat het ‘gewoonlijk beminnelijk was, zij het nu en dan aangelengd met vitriool’, noemde de mannen van dit driemanschap: ‘de drie kraaiende hanen’.
In enige jaren tijd heeft hun werk er toe geleid, dat de gedachte aan een eigen universiteit alle andere Vlaamse wensen op het twede plan bracht. Immers, aan leidende, bekwame mensen, in het culturele leven, in de magistratuur, in het economische leven, in de politiek, daar ontbrak het de Vlamingen aan en de opheffing van die achterstand zou ruim baan maken voor de Vlaamse gedachte, voor de gelijkwaardigheid der beide staatsdelen.
Helaas heeft het begrijpelijke ongeduld de Vlaamse zaak parten gespeeld. Gebrek aan politieke scholing, misschien wel temperament en het schrijnend gevoel van achteruitzetting gedurende zoveel jaren heeft er toe geleid, dat een deel der Vlamingen de vervlaamsing uit de handen van de Duitse bezetter aanvaardde. Een fout, die na de eerste wereldoorlog door tegenstanders werd uitgebuit. Overigens aan misvattingen geen gebrek. Men beweerde, dat het nederlands niet toereikend zou zijn voor wetenschappelijke studie en men koesterde de vrees, dat de belangstelling voor en de studie van de franse cultuur zou verdwijnen.
Zo duurde het voort tot 1930, toen men ook in Waalse kringen overtuigd bleek, dat de vervlaamsing van de universiteit van Gent niet te stuiten viel, ‘daar alle Vlamingen er om vroegen’, zoals de Waalse minister Jasper constateerde.
Grote invloed had in deze strijd ook de eminente geleerde August Vermeylen. Deze was in een gezin te Brussel opgevoed, waar een Brussels-Vlaams dialect werd gesproken, behalve 's zondags wanneer het Frans aan de beurt kwam, een taal die de moeder niet eens verstond.
Vermeylen heeft echter reeds in zijn studententijd ingezien, dat deze gespletenheid te kort deed aan de geestelijke ontwikkeling van de Vlamingen. Collard, de huidige minister van openbaar onderwijs, die bij de viering van het 25-jarig bestaan op 18 februari j.l. aanwezig was, deelde in zijn rede mee, dat het Vermeylen is geweest, die hem in hun studententijd van het goed recht der Vlamingen had overtuigd.
Bij de plechtige herdenking, waarbij koning Boudewijn tot eredoctor werd benoemd, werden de nog levende ‘kraaiende hanen’: Van Cauwelaert en Huysmans eveneens met die waardigheid bekleed. Daarna had de onthulling plaats van een borstbeeld van de eerste rector der Vlaamse instelling van zuiver Nederlands hoger onderwijs, August Vermeylen, wiens wens na bijna een halve eeuw werd vervuld. Zoals zijn zoon het uitsprak: om aan Vlaanderen het middel te geven om zijn plaats te hernemen in de ontwikkeling van onze beschaving, het Vlaamse volk toegang te geven tot de cultuur, de Vlaming te bevorderen tot een volledig en onafhankelijk mens.’
K.