Het Genootschap ‘Onze Taal’ hield Congres in Amsterdam
In de fraaie aula van het Tropeninstituut te Amsterdam hield het Genootschap ‘Onze Taal’ op 15 Oktober j.l. haar eerste congres, voorgezeten door Ir J.F. Duyvis, die in zijn openingswoord in het bijzonder stilstond bij de geschiedenis van het bijna 25 jaar tellende Genootschap.
Prof W.F.J.M. Krul, buitengewoon hoogleraar te Delft, hield een hooggestemde, maar tevens uiterst geestige verhandeling over de Nederlandse taal, welke van jongsaf, dank zij de invloed, die zijn leraar J. Matthijs Acket op heen had, zijn grote liefde wekte.
Zijn liefde voor deze taal deed hem waarschuwen tegen hen, die uit overdreven vrees voor taalbederf elk woord, aan een andere taal ontleend, schuwen. Hij verwees daarbij naar de Leidse historicus Huizinga, die eens de opmerking heeft gemaakt dat ‘te groot purisme een gevaar is voor onze cultuur’, maar tevens deed hij een warm beroep op allen om niet klakkeloos germanismen, anglicismen enz. uit gemakzucht over te nemen, indien de eigen taal over goede Nederlandse woorden en uitdrukkingen beschikt.
Daar in de techniek welke zo vaak van over de grenzen bij ons haar intrede doet, vanzelfsprekend vele vreemde insluipsels binnenkwamen, heeft het Kon. Instituut van Ingenieurs, ter bestrijding van het taalbederf in 1940 een centrale taalcommissie ingesteld, welke met medewerking van vele deskundigen, na jaren gestage arbeid, thans voor den dag komt met 46 boekjes, welke alle terreinen van de techniek bestrijken. Met waardering vestigde spreker de aandacht op het door het Alg. Ned. Verbond uitgegeven boekje ‘Taalzuivering’.
Prof. dr G.A. van Es, hoogleraar in de Nederlandse taalkunde te Groningen noemde drie groepen van taalgebruikers: de leken, de schoolmeesters en de taalkundigen.
Deze spr. gaf verschillende woorden of uitdrukkingen, over het gebruik waarvan in ons land nog al eens verschil van mening heerst (als of dan, daardoor en omdat, zestig of sestig, bij de hande of bij de hante, boute of boude enz.).
Met deze woorden als leidraad gaf Prof. van Es de vergadering college over de vele moeilijkheden, die er liggen voor de leken en de schoolmeesters, maar helaas ook en vooral de taalkundigen.
Na uitvoerig te hebben stilgestaan bij de taalregels en de houding daartegenover, de verandering en vernieuwing, welke elke taal ondergaat, de rijkdom aan vormen in de taal, waarop de geschiedenis, de streek, het peil der beschaving en de groep van de bevolking hun stempels drukken, kwam de welsprekende redenaar tot de gevolgtrekking, dat bij de vraag of de spreektaal, dan wel de schrijftaal, toonaangevend is, de waarheid in het midden ligt en dat vooral er tegen moet worden gewaakt, dat te grote afstand gaat komen tussen geschreven en gesproken woord.
Na de rust sprak Dr J. Leenen, Belgisch lid van de Nederlands-Belgische spellingscommissie.
Deze spreker, die wat moeilijk te volgen was, had zich tot taak gesteld een misverstand bij de Noord-Nederlanders, alsof er in België een Vlaamse taal was, uit de weg te ruimen. Hem is nl. in ons land herhaaldelijk gebleken, dat men meende, dat een Belg uit beleefdheid voor een Nederlands gehoor, Nederlands sprak om echter thuis een gemoedelijk Vlaams te keuvelen. Er is een lappendeken van Vlaamse dialecten, streektalen. Streuvels schreef dus geen boeken in het Vlaams, maar in de taal van zijn streek, die dikwijls elders in België niet helemaal begrepen wordt. Er is dus geen Vlaamse of Zuid-Nederlandse taal. Doch het Nederlands kan in België nog niet dienen als voertaal tussen de inwoners van dat land.
Prof. dr Garmt Stuiveling, buitengewoon hoogleraar in de taalbeheersing te Amsterdam, besloot de rij der sprekers. Hoewel reeds een zware wissel op het geduld der hoorders was getrokken, wist hij de aanwezigen voortdurend te boeien, en aam ten slotte een warm applaus in ontvangst.
Deze spreker vroeg ook nadrukkelijk om de rijkdom aan woorden, waarover men beschikt, steeds weer te verruimen; vermijdt, zo zei hij’ onverantwoorde beeldspraak, want deze is vaak erger kwaad voor onze taal dan de germanismen en andere ismen.
Heb eerbied voor het oude, staat behoedzaam tegenover het vreemde woord. Helder zij Uw taal, welke immers uitdrukking verdient te zijn van Uw helder denken.
Na deze gloedvolle rede van prof. Stuiveling sloot de voorzitter dit zeer belangrijke Congres.