De taal der modemagazijnen
De ‘Posthoorn’, een in het Statenkwartier in 's-Gravenhage verschijnend weekblad, dat dus onder de ogen van vele aldaar wonende zakenlieden komt, hekelt de aanstellerige gewoonten van de modewinkels om niets, letterlijk niets wat het publiek wordt aangeboden, in het Nederlands te benoemen.
Wij dragen raincoats, toppers, boxsuits, deux pièces, socks, windjackets, bushjackets, fieldjackets en shorts. De stoffen heten brossé, arraché, rainflex, suèdeline, cotonette, nylon flocksprint, bird's eye. Tricoline heet: equal to silk.
De schoenverkopers maken het al niet beter.
Men schuift onze voet in de clippers, lederen flats, herenloafers, of in schoenen met ‘cotton-mesh’ vóórblad.
Miamikleuren, two tone, new stripes, Clorfun-dessins, barberry-red, lake blue, glint o'gold, charcoal, oxblood en Parijse perroquet-kleuren.
De costumes zijn voorzien van een ticket-zakje (een beetje getikt, zou men kunnen zeggen) ; er is een two twin-knoopsluiting, men spreekt van counter fit van kousen en van een collar-fitting.