Stemmen onzer lezers
De Friese beweging
In verschillende dagbladen en tijdschriften zijn de laatste jaren artikelen verschenen over de Friese beweging; ook in het Januari-nummer van Neerlandia komt een verslag voor van een lezing door Dr V.d. Wielen in Beligë gehouden. Er heeft inderdaad een Friese beweging bestaan, welke beweging een zuiver ideëel en cultureel doel nastreefde, nl. het voor het nageslacht bewaren van het specifiek Friese van de Nederlandse cultuur.
Na de oorlog is deze beweging in politiek vaarwater gekomen en natuurlijk gesplitst in allerlei partijtjes, een sterk linkse, een protestantse en rooms-katholieke; wie weet komt er nog een Heitelans Politbureau tevoorschijn. In plaats dus van de Friese beweging een aantal Friese beweginkjes, die als zuiver politieke partijen zijn te beschouwen met alle slechte eigenschappen van politieke partijen. Zij kenmerken zich vooral door streven naar politieke winst en zijn weinig kieskeurig in de propagandamiddelen. Deze Friese beweginkjes zijn in dit opzicht niet erger dan andere politieke partijen, maar ook niet beter.
Onder de voorvaderen van de Friese beweginkjes worden door Dr V.d. Wielen o.a. gencund Gijsbert Japicx Bolsward (1603-1666), Dijkstra, Pieter Jelles Troelstra, enz. Zo voornaam is deze afstamming echter niet; deze Friese beweginkjes zijn terug te voeren tot de Partij van de Arbeid, de Kath. Volkspartij, de Protestantsepartijen., enz.
Door Dr V.d. Wielen zelf worden verschillende feiten genoemd, die dit inzicht duidelijk bevestigen:
Pieter Jelles Troelstra b.v. was een Fries dichter, maar een Nederlands staatsman, tot het einde van zijn leven en is dus geen voorloper van deze Friese partijtjes.
Het zijn de Rooms-Katholieke en Protestantse beweginkjes die een sterke politieke bedrijvigheid aan de dag leggen; de Jong-Fryske Mienskip staat dichter bij de oude Friese beweging en steekt in dit opzicht gunstig of bij de andere beweginkjes. Volgens Dr V.d. Wielen bewegen het Kristelik Frysk Selskip en de Rooms Frysk Boun zich ver buiten het terrein van de letterkunde, m.a.w. het Fries is bijzaak.
De achteruitgang van het Fries wordt door Dr V.d. Wielen in verband gebracht met zeerampen en stormen, waarbij de eertijds verenigde grote Friese gemeenschap door die zeearmen in mootjes gesneden werd. Er is wel veel fantasie nodig voor een dergelijke uitspraak. Als vaststaand wordt hierbij aangenomen, dat het Fries vroeger zeer belangrijk is geweest, wat op zijn minst twijfelachtig is. Erger dan Dr V.d. Wielen maken anderen het; zij beweren, dat het Fries door onderdrukking van Hollandse en Duitse zijde achteruitgegaan is. Dergelijke onware beschuldigingen aan het adres van de andere landgenoten maken deze Friese beweginkjes zeer antipathiek. Dat Friese minderheden in een omgeving van cultureel sterkere volken hierin geheel opgaan en daardoor spoorloos verdwijnen, kan men thans nog in de Verenigde Staten en Canada waarnemen. Fantastische oorzaken en onware beschuldigingen zijn voor de verklaring van dit verschijnsel niet nodig.
Het aantal Fries sprekende Nederlanders wordt door Dr V.d. Wielengeschat op 300.000. Hij acht dit een zeer belangrijk aantal en vergelijkt het met de 300.000 Zweedse Finnen. Achter deze Zweedse Finnen staan echter millioenen Zweden, achter de 300.000 Friezen geen enkele andere. Bovendien heeft de Zweedse inslag in Finland voor de Finnen grote betekenis als middel om met de West-Europese beschaving in contact te blijven. Een dergelijke betekenis heeft het Fries voor de rest van Nederland niet. De vergelijking gaat in alle opzichten mank en is kennelijk bedoeld om de betekenis van het Fries op te schroeven.
Andere schattingen komen ook nooit hoer dan 1/35 tot 1/30 van de Nederlandse bevolking.
Dat de Friezen zekere voorrechten opeisen boven de Groningers, Limburgers, Zeeuwen enz. houdt ook niet direct verband met het geringe aantal, maar vooral met het feit, dat het Fries een taal is en de andere streektalen ‘maar’ dialecten zijn.
Voor philologen is het Fries en vooral het Oud-Fries wellicht van meer belang dan de Nederlandse dialecten, maar om hierop een volstrekte superioriteit te baseren doet zeer hovaardig aan.
Ook de letterkundige betekenis spreekt een woordje mee. In het algemeen heeft Nederland nooit onderscheid willen maken wat betreft de beoordeling van het belang van de streektalen. Aan de ontwikkeling dezer talen werd nooit iets in de we gelegd, maar wat deze Friese beweginkjes verlangen, nl. het kunstmatig bevorderen van het Fries ten koste van de algemene landstaal en zonder rekening te houden met de andere streektalen, is iets, dat zeer zeker voor de rest van Nederland onaannemelijk is.
Men moet het stellen van deze overdreven eisen niet op rekening van de Friese Beweging stellen, maar als politiek gedoe, met het doel om politieke winst te behalen van allerlei Friese polltieke partijtjes.
Het is zaak, dat het Algemeen Nederlands Verbond zich hier buiten houdt; dat het in geen geval dit streven mag bevorderen, is wel duidelijk.
Prof. Dr Ir F.J. NELLENSTEYN.