eigen vereniging, gaat ze ons dubbel ter harte.
Na de plechtige openingsvergadering van het Vlaamse Pleitgenootschap bij de balie van het Hof van Beroep, dat mede door toedoen van Mr Thelen tot een gezaghebbend genootschap van Vlaamse rechtskundigen is uitgegroeid, en waarbij ook ditmaal vooraanstaande Nederlandse juristen, geleid door Mr Wijckerheld Bisdom, van de balie van 's-Gravenhage, aanwezig waren, had op Zaterdag 17 Januari, 's avonds in de salons van de Koninklijke Automobielclub te Brussel het traditionele banket plaats.
Van de gelegenheid werd dankbaar gebruik gemaakt om de gekende bescheidenheid van Mr Thelen als het ware geweld aan te doen en hem een meer dan verdiende hulde te brengen, niet slechts als nauwgezet en plichtbewust advocaat, doch vooral als taaie, onverzettelijke strijder voor de vernederlandsing van de rechterlijke wereld in de hoofdstad.
Wij kunnen ons zo ongeveer voorstellen wat er in het hart van de gevierde moet zijn omgegaan, toen de Minister van Justine, in eigen persoon, hem - na een hartelijke gelegenheidstoespraak - het ereteken van Officier in de Leopoldsorde op de Borst speldde.
Hij zal zich toen als een snort nieuwe Herakles gevoeld hebben, die na het volbrengen van het moeilijke opruimingswerk in de stallen van Koning Augias, door ridderlijke bewonderaars wordt gelukgewenst. Althans met dit verschil dat hij geen beroep kon doen op de bruisende wateren van de Alpheios om deze zware taak in minder dan geen tijd tot een goed einde te brengen, doch geheel op eigen krachten deze zuiveringsactie moest ondernemen.
Niet dat het ‘vuil’ dat in de Themis-tempel, waar Mr W. Thelen in 1892 zijn intrede deed, zou bestaan hebben uit een dikke laag stof en afval, die zich aldaar in de loop der jaren zou hebben opgehoopt. In het volledig verfranst milieu van de rechtswereld uit die tijd, hermetisch gesloten voor alles wat een Nederlandse klank had, moest het rechtvaardigheidsgevoel van de jonge Limburger, opgegroeid in de hoofdstad zonder zich ooit over zijn afkomst te schamen, onvermijdelijk in opstand komen tegen de chaos van onbegrip, misverstand en vijandigheid, die zich dreigend voor hem opstapelde. Velen kozen toen de gemakkelijkste oplossing en schaarden zich aan de zijde van de machthebbers van het ogenblik om hun toekomst in veilige banen te leiden. Mr Thelen daarentegen bond met kalme vastberadenheid en durvende wilskracht de ongelijke strijd aan voor een waardige behandeling van de Vlamingen bij de rechtsbedeling.
Men kan zich nauwelijks een denkbeeld vormen van de toenmaals aan de Balie te Brussel heersende toestanden, wanneer men deze niet van dichtbij heeft gekend, of ze niet heeft horen uiteenzetten door degenen die er zich tegen hebben verzet en er vaak het slachtoffer van werden.
Werd Mr Thelen zelf destijds niet door de Raad der Orde van Advocaten uit de hoofdstad met schorsing bedreigd, omdat hij het had aangedurfd in het Nederlands voor de Brusselse rechtbanken te pleiten, al werd dit recht hem uitdrukkelijk door de Grondwet gewaarborgd?
Er was moed toe nodig om in deze benarde tijden, zonder iets van zijn eigen overtuiging prijs te geven, te willen binnendringen in deze machtige en gesloten kaste, die zich met minachting uitliet over alles wat Vlaams of Nederlands was en voor wie zelfs het gebruik van onze taal in de omgang met confraters en magistraten als een volslagen gemis aan tact en wellevendheid gold.
En toch heeft Mr Thelen voet bij stuk gehouden en heeft hij, na jarenlange, zware strijd, ten slotte het moeilijke pleit gewonnen.
Het verging hem niet anders dan alle baanbrekers, die in den beginne voor een schijnbaar hopeloze taak geheel alléén hebben gestreden, die echter door hun karaktersterkte en beginselvastheid eerbied wisten af te dwingen en een generatie hebben gevormd die de moeizaam veroverde stellingen niet meer zal laten verloren gaan.
Want, al ging het niet vanzelf, het voorbeeld van Mr W. Thelen heeft navolging gevonden en in zijn kabinet werd een uitgelezen schaar Vlaamse advocates opgeleid, die de hoge opvatting van hun juristentaak en hun onwankelbare Vlaamse overtuiging voor een goed deel aan onze jubilaris te danken hebben.
Dat de hoogste autoriteiten in den lande thans de uitzonderlijke verdiensten van Mr Thelen hebben erkend, verkrijgt wel een bijzondere betekenis voor degenen, die weten met welke geestdrift en welke toewijding hij van het begin af voor het doel van ons Verbond in Vlaanderen heeft geijverd en met welk onbestreden gezag hij jarenlang onze gewesten als afgevaardigde van de Groep Vlaanderen in het Hoofdbestuur vertegenwoordigde.
Wij hopen hierop, bij de herdenking van het 60-jarig bestaan van afdeling Brussel, in 1955, nog te mogen terugkomen, en dit minder gekende aspect van de veelzijdige bedrijvigheid van onze thans 83-jarige voorzitter uitvoeriger te behandelen.
Mr William Thelen, bij de hulde die U naar aanleiding van Uw zestigjarig beroepsjubileum werd gebracht, een hulde die als het ware afstraalt op het A.N.V., waarvan U steeds één der trouwste voorvechters zijt geweest, zeggen wij U ‘ab imo pectore’: het ga U nog vele jaren goed en mope U, als bekroning van een benijdenswaardige loopbaan, in Uw levensavond nog velen der onzen tot voorbeeld strekken en tot navolging aansporen.
M.v.G.