Neerlandia. Jaargang 57
(1953)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Twee belangrijke gebeurtenissenGa naar voetnoot1)Zoo mogen we stellig aanduiden: 1e de Contactbijeenkomst tusschen Drenthen en Bentheimers, die op Woensdag 10 December 1952 te Coevorden plaats vond in het hotel Huizing; 2e de Contactbijeenkomst tusschen Groningers en Oost-Friezen, die op Zaterdag 13 December 1952 te Winschoten plaats vond. De bijeenkomst te Coevorden, - eens zetel der machtige Heeren van Coevorden, die het bestonden in 1227, bij Ane, het machtige ridderleger van den bisschop van Utrecht en diens bondgenoten in de pan te hakkenGa naar voetnoot2) - was belegd door het Drentsch Genootschap, onder de als immer bezielende leiding van zijn voorzitter, Dr H.J. Prakke, - bekend ook als schrijver van het opgang-makend boek ‘Deining in Drenthe’, - in samenwerking met de Grafschafter Heimatverein, onder de niet-minder bezielende leiding van zijnen voorzitter, Georg Kipp. De bijeenkomst te Winschoten, van Groningers en Oost-Friezen, ging uit van de Alg. Ver. ‘Grunnen’ en de ver. ‘Grönneger Sproak’ eenerzijds en de Oost-friesche cultuurgemeenschap anderzijds. Ja zeker! Er is weer ‘deining in Drenthe’, maar in Drenthe niet alleen! Oók in Groningen, óók in Twenthe, het land der Tukkers, óók in de aangrenzende, stamverwante, gebieden, begint het hoe langer hoe meer te deinen. ‘Daar wert entwat, daar poert entwat!’, zegt men in Vlaanderen. En het bewustzijn breekt baan, vooral in de buitengewesten, - wel, dat het hemd nader is dan de rok, als U begrijpt wat ik bedoel. In Holland, zoo voelt men het hier, ziet men door de boomen het bosch niet; theoretiseert men druk over Europeesche éénheid (zonder zich er rekenschap van te geven, wáár Europa begint, - in Ierland? bij Gibraltar? - en waar het precies eindigt, - in Finland? bij Kaunas? aan de Berezina? of aan de Dardanellen?), en ziet men het meest-voor-de-hand-liggende: een nauwe samenwerking tusschen de zoo stamverwante ‘noabers’, over het hoofd! Nauwe samenwerking, cultureel, oeconomisch, toeristisch en op wetenschappelijk gebied, met de Vlamingen, in Benelux-verband, en met de Benthemmers, Oost-Friezen, enz. in West-Europeesch verband. En als men dat nu maar goed wilde zien, dan zou men geen ‘onjuiste’ - en ik voeg er bij ‘geforceerde’ - ‘volksstemmingen’ in Bolsward en Delft, ten behoeve van de Europeesche eenheidsgedachte, van noode hebbenGa naar voetnoot3). - Dit laatste deed mij n.l. sterk denken aan het, opgeschroefde, volkspetitionnement tegen de ‘Vlootwet’, waarbij de stemmenophalers vroegen: ‘Is U vóór of tegen oorlog?’. Tegen oorlog beteekende dan: tegen de Vlootwet!! (sic!) Was het niet onze groote Joost van den Vondel, uit Vlaamsche ouders, te Keulen geboren, die te Amsterdam dichtte: ‘Tusschen bloet en bloetverwant
Is een bant
Van natuur, niet licht te breecken’?
[David in ballingschap, v. 187-'89.]
Voor het congres Groningen-Oost-Friesland, dat wij, helaas, niet bijwoonden, moet ik verwijzen naar het verslag in het ‘Nieuwsblad van het Noorden’, van 16 December j.l. Overigens zal men er wèl goed aan doen - en hierbij richt ik mij in het bizonder tot het huidige H.B. van ons Alg. Ned. Verbond - nog eens aandachtig te lezen: het ‘Verslag van de Commissie, ingesteld door het Algemeen Nederlandsch Verbond en belast met een onderzoek naar de z.g. stamverwantschap met de bevolking van Oost-Friesland’, welke commissie, in 1923, bestond uit de heeren: Dr H.P. Coster, E. Fransema, prof. Dr J.H. Kern, Mr H.P. Schaap en Mr A.T. Vos. Dit verslag, verschenen in ‘Neerlandia’, jg. 27, nr 12, Dec. 1923, - dus ruim 29 jaar geleden! - heeft niets van z'n actualiteit verloren. Integendeel! Het congres Drenthe-Graafschap Bentheim, te Coevorden, werd een groot succes. Ik schat het aantal aanwezigen op ruim honderd. En allen even enthousiast. Hartige, hartelijke, luimige en ernstige toespraken werden er gewisseld, tijdens de vergadering en tijdens de wei-voorziene, Drentsche, koffietafel, de z.g. ‘vesperye’. Het Algemeen Nederlandsch Verbond had zich laten vertegenwoordigen door zijn' directeur, Ir G. Schutte, die, op de hem eigen, gemoedelijke, wijze, tijdens de vesperye, een korte begroetingsrede, uit naam van het A.N.V., uitsprak. Voorts voerden nog, onderscheidenlijk in 't Duitsch, in 't Nederlandsch, of in de Drentsch-Bentheimsche streektaal, velen het woord, van wie ik nu alleen maar wil noemen: een afgevaardigde naar den Landdag van Nieder-Sachsen (Staten-lid alzoo), wiens naam mij helaas, ontschoten is, maar die te Rockanje (Voorne), bij de bevolking, de pleizierigste herinneringen heeft achtergelaten; een 81-jarige, gepensioneerde, spoorwegbeambte van over de grens die, in zijn jeugd, in Coevorden ter schole had gelegen en die, met tranen in de oogen, vertelde dat hij niet wist of hij Hannoveraan, Nederlander, of iets anders was. Dan sprak, vurig, geestig, welsprekend, en in dialect: pater W. Kocks, Carmeliet uit Hoogeveen. Dien man moet men gehoord hebben om, evenals uw dienaar, onder de bekoring van zijn redenaarstalent te geraken. Stel u voor: een breede, krachtig-gebouwde monnik, met kogelrond, blozend gelaat en groote, glariënde oogen; - o, waarom doet deze sympathieke wereldgeestelijke in bruine pij, mij toch altoos zoo sterk aan Willem van Saaftingen denken, die in 1302 aan den Guldensporenslag bij Kortrijk deelnam? ‘Daar kwam een carmer óók in den hoop
(Die uit zijner orden sloop).
Men kon hunsgelijke niet vinden;
Elk zoude wel eenen beere binden.’
(Spieghel Historiael.)
De anders zoo bezadigde kantonrechter van Emmen, Mr Arend Jonker, sprong recht en diende een klinkende motie in, die met algemeen handgeklap werd begroet, doch daarna door den tafelvoorzitter naar hoogere regionen werd verwezen. [Zie: Verslag Prov.-, Drentsche- & Asser Ct, dd. 11 Dec. 52.] Dr H.P. SCHAAP | |
[pagina 17]
| |
BETALING BIJDRAGE 1953 HAAGSE LEDEN! |
|