Hij, zij of het?
Met de post ontving ik een aan mij geadresseerd nummer van 12 November 1952 van het Orgaan van de afdeling 's-Gravenhage van de Nederlandse Onderwijsvereniging. Bij kennismaking van de inhoud, bleek mij, dat de kennelijke bedoeling van deze toezending was, mijn aandacht te vestigen op één duidelijk onderstreept, verkeerd gebruikt woordje, waarheen een buitengewoon lange wijsvinger van een met potlood getekende hand wijst.
Deze aanduiding volgende, las ik aan het slot van het verslag ener vergadering deze zinnen, waarin ik het bedoelde woordje met vette letter zal doen drukken ‘Het laatste punt, dat......, was de verkiezing van de afgevaardigden naar de Algemene Vergadering. Twaalf afgevaardigden werden gekozen, waarvan...... De delegatie wordt gevormd door acht bestuursleden, de negende is lid van het H.B., en door de collega's...... (volgen vier namen).
Ik heb reden om aan te nemen, dat de afzender, wiens naam ik op de binnenzijde van het adresbandje ontdekte en die mij als lid van het A.N.V. kent, mij op deze wijze in overweging heeft willen geven, de aandacht der lezers van Neerlandia op de door hem ontdekte fout te vestigen. Aan deze wenk voldoe ik gaarne.
Ik ken noch de statuten van genoemde vereniging, noch het reglement van haar Haagse afdeling, maar ik meen uit het verslag te mogen opmaken, dat één der afdelingsbestuurders niet kon worden afgevaardigd, omdat hij tevens lid van het hoofdbestuur was.
Deze persoon was dus niet begrepen in het gekozen twaalftal; daarom werden behalve de 8 overige afdelingsbestuurders nog de 4 met name genoemde leden aangewezen.
Daaruit blijkt duidelijk, dat de aanduiding ‘negende’ geen betrekking kan hebben op het woord ‘afgevaardigden’ in de vorige zin, doch alleen op het onmiddellijk voorafgaande woord ‘bestuursleden’, dat onzijdig is. Ik ben het dus volkomen met de geachte afzender eens, dat hier had moeten staan ‘het negende (bestuurslid) of wel ‘acht afdelingsbestuurders - de negende is tevens lid van het H.B. -’.
Ik geef toe, dat ‘het negende is lid van het H.B.’ niet fraai klinkt, doch waarom die on-Nederlandse tussenzin en daarmee de gemaakte fout (het gebruik van het verkeerde lidwoord) niet vermeden, door b.v. te schrijven:
‘In aanmerking nemende, dat de heer (of mej.)........ als hoofdbestuurslid niet kon worden afgevaardigd, koos de vergadering de overige acht afdelingsbestuurders benevens de heren...... (volgen de vier namen)’?