derlands keerde. In deze beweging speelden de leiders van particuliere Javaanse scholen en een aantal Javaanse onderwijzers een grote rol, maar eigenaardig genoeg deden verschillende Nederlanders er ook aan mee.
Men keerde zich, van zo ongeveer 1935 af, niet alleen tegen het Nederlands, maar verklaarde te gaan streven naar een algemene taal voor heel Oost-Indië, het Indonesisch. Deze taal bestond niet, maar men ging terstond aan het werk om ze te doen ontstaan uit het Maleis, dat op zichzelf als taal voor gevorderd onderwijs nog vrij ongeschikt was.
De bedoelde stroming had dus een zuiver politiek doel. Dat men er allerlei beschavingsbelangen mee kon schaden, werd op de koop toe genomen.
Na de oorlog had bedoelde richting het officieel gewonnen. Het Indonesisch, het hervormde Maleis, wordt, hoewel het grotendeels een kunsttaal is, veel beoefend, het Nederlands in vele kringen achtergesteld. De propaganda voor Engels moet men zien als voortkomend uit angst voor de invloed van het Nederlands. Immers nog aitijd is deze taal de best gekende vreemde taal voor de gehele intellectuele bovenlaag in Indonesië, ja voor zeer vele kringen de best gekende taal op zichzelf.
Zo is de toestand geworden na jarenlange ontwikkeling. Men maakt daaraan met overheidsmaatregelen niet zo maar opeens een einde aan. Dr. Schouten sprak dan ook de verwachting uit, dat de Nederlandse taal een plaats van betekenis in Indonesië zal blijven behouden, en dat die taal zelve de verbondenheid zal bevorderen.