Zangenstrijd, door Emiel Hullebroeck. Uitg. N.V. Uitgeverij P. Vink, Antwerpen.
Dit boek, dat mooi gedrukt en rijk geïllustreerd is, heeft eigenlijk al een beetje lang op een bespreking gewacht. Dit is jammer; te meer omdat Hullebroek een gewaardeerd lid en een goed vriend van het A.N.V. is en op meer dan een bladzij in dit merkwaardige boek vol levensherinneringen, vsn zijn nauwe betrekkingen met ons verbond vertelt. Zo schrijft hij o.a., hoe hij reeds in 1904 op uitnodiging van de tak Gent van het A.N.V. in het Notarishuis aldaar een voordracht heeft gehouden over ‘Peter Benoit, zijn leven en zijn werk’. Het gevolg van dit optreden was een rondreis langs de andere Vlaamse takken en de Nederlandse afdelingen van het A.N.V. Maar genoeg. Hullebroek heeft er heel goed aan gedaan, deze herinneringen aan het papier toe te vertrouwen en is er in geslaagd in een schone, klare taal en in een uitnemende vorm zijn leven bloot te leggen.
Wij kunnen hem voigen van zijn jeugd af, toen hij nog ‘kiel’ was tot nu toe, nu de gevierde zanger Hullebroek bij iedereen bekend is door zijn jolige liederen, bij voorbeeld dat onvergetelijke en overal gezongen, geneuried, gefloten deuntje:
Zoals Marleentje, Marleentje, Marleentje,
't Zal waar zijn, want het boek leert ons evenzeer zijn vrouw Marleentje kennen en wij begrijpen het, als de schrijver zelf zegt: ‘Marleentje is van mijn werk niet te scheiden. Ieder lied, iedere noot, die ik op papier gezet heb, blijft zonder haar medewerking ondenkbaar’.
Hullebroek heeft schier de hele wereld rondgereisd; maar het belangrijkste, de zin van zijn leven, is wel geweest, dat hij het Vlaamse volk het Nederlandse lied heeft leren zingen en dat hij ook andere Nederlands sprekenden met het goede Nederlandse volkslied, zoals ‘Moederke alleen’ en ‘Hij die geen liedje zingen kan’, heeft leren kennis maken.
Hullebroek is een strijdbaar man. Gelukkig. Hij weet, als het moet, niet van buigen. Hij heeft zijn leven ingezet voor het oproepen van de Vlaamse fierheid, de Vlaamse krachtdadigheid en de Vlaamse saamhorigheid.
Hij vecht nog, tegen het minderwaardigheidsgevoel, dat veel Vlamingen maar niet schijnen te kunnen afleggen.
Ik houd van zulk een strijd.
Dat die strijd fel is geweest, het boek vertelt er van op overtuigende wijze.
Daarom is dit boek mij lief, omdat het zo levend is, en uit iedere bladzij de onvermoeibare vechter mij tegemoet komt.
E.H.B.