Oranjestad Breda jubileert
Breda viert feest. Niet alleen herdenkt het zijn zevenhonderdjarig bestaan als stad, maar bovendien is het in 1952 vierhonderd jaar geleden, dat Prins Willem van Oranje en zijn eerste gemalin, gravin Anna van Buren, als heer en vrouwe van Breda er hun feestelijke intocht hielden. Het ligt voor de hand, dat men deze feiten niet ongemerkt laat voorbijgaan en overheid en verenigingen zijn dan ook bezig de feestviering alle luister bij te zetten.
De naam Breda wordt reeds in 1125 vermeld; volgens sommige bronnen al in 1116. Het kasteel van Breda schijnt in 1190, volgens andere gegevens al in 1160, bestaan te hebben. De plaats ontstond als een kleine nederzetting aan de samenvloeiing van Mark en Aa, ter verdediging van de noordelijke grenzen van het hertogdom Breda. Als hoofdplaats van een baronie, toebehorend aan een invloedrijk vorstengeslacht - Van Polanen, later de Nassaus - nam zij in grootte, luister en sterkte zeer toe. Jan van Polanen was het, die de oudste stadskern, directe omgeving van het kasteel en van de grote kerk, versterkte. Deze kringvormige vesting, waarvan het midden gevormd werd door de langwerpige grote markt, had een middellijn van 650 meter. De ontstane buitenwijken - waaruit later de Haagdijk, de Ginnekenstraat en de Bosstraat zouden voortkomen - werden omwald door Hendrik III van Nassau (1541-1543), waarna achteenvolgens prins Maurits, Spinola, de prinsen Frederik Hendrik en Willem III nog meer verschansingen lieten aanbrengen. Uit alles bleek, dat Breda een belangrijke vestingstad vormde voor het regerende vorstenhuis en dat er alles aan gelegen was, dat de stad in handen bleef van de Nassau-Oranjes.
In de vijftiende en zestiende eeuw beleefde de stad haar grootste bloei.
Een zevenhonderd-jarig bestaan van een stad is niets bijzonders. Het feit echter, dat de stad zo nauw verbonden is met de Nassaus is belangrijker; vandaar ook dat er een tentoonstelling is ingericht in het Huis van Brecht, een afdeling van de Koninklijke Militaire Academie, die een beeld geeft van de geschiedenis der oudste Nassaus en hun verblijf in de Nederlanden.
De Nassaus waren afkomstig uit de streek langs de Rijn bij Mainz. De stad Breda was sedert de dertiende eeuw in handen van de heren van Schoten en Breda en hun opvolgers.
De erfgename van Jan van Polanen, die zich in de stad vestigde, huwde in 1403 een telg van de Nassaus, namelijk graaf Engelbrecht van Nassau, die een jaar later in Breda ingehuldigd werd.
Het bezit van de Nassaus-Van Polanen nam toe door het huwelijk van de zoon uit dat ouderpaar, Jan IV, die later het gehele complex verdeelde onder zijn zoons. Hierdoor ontstond een Nederlandse en een Duitse tak. De Nederlandse tak kon later, tot driemaal toe, namelijk in 1504, 1544 en 1702, wegens ontbreken van rechtstreekse nakomelingen niet van vader op zoon overgaan. De eerste maal volgde een Duitse neef op uit de linie Nassau-Dillenburg-Siegen. Willem de Zwijger was opvolger in 1544. Het was ook deze tak, die het prinsdom Orange onder zijn bezittingem telde, waarvan René van Châlons in 1530 de erfgenaam werd. Zo werd te Breda ook de band tussen Nassau en Oranje gelegd.
De stad is meermalen het doel van krijgsbedrijven geweest. In 1577 werd zij door Hohenlohe uit naam van de Prins door troepen bezet en Breda tekende dan ook de Unie van Utrecht, zoals enige andere Brabantse steden, maar in 1581 verrasten Spaanse troepen op bevel van Parma de stad, die gemakkelijk in hun handen overging. De krijgsbedrijven van Maurits begonnen met de herovering van deze stad in 1590: in Maart van dat jaar drong Héraugières met een 70-tal soldaten, in een turfschip verstopt, het kasteel binnen, overrompelde dit en vermeesterde van hier uit ook de stad. Nu werd deze een uitgangspunt van strooptochten der Staatsen, zoals de Spanjaarden van daar uit Antwerpen vóór 1585 bedreigd hadden. De stad werd 11 maan-