sen het oude land van Vlaanderen en Brabant, en het nog jonge Zuid-Afrika, zijn een vleiend en bemoedigend verschijnsel. Wij zijn gewis geen vreemdelingen voor elkaar en ik voel mij hier haast even goed thuis als in mijn verre vaderland. (Applaus)
‘Mijn Vlaanderen spreekt een eigen taal’, zo dichtte G. Gezelle. Ook Zuid-Afrika gaat er trots op een nieuwe taal aan de wereld te hebben geschonken, al mag het een wonder heten, dat deze taal niet in de wieg werd gesmoord. In de tijd van haar ontstaan was Zuid-Afrika immers bijna geheel van de buitenwereld afgesneden, afgezonderd van Nederland, en liet de invloed van het machtige Engels zich voortdurend gelden. ‘Het moes gebeur, maar het het nie gebeur nie’ verklaart Z.Exc. Dr Geyer, onder de toejuichingen der aanwezigen.
Ook op godsdienstig terrein leden de pogingen tot verengelsing schipbreuk, en de Engelse predikanten die naar Zuid-Afrika werden gezonden om het Bijbelonderricht te verstrekken, slaagden er evenmin in het Afrikaans als spreektaal te verdringen. In de loop der jaren werden veel meer Britse emigranten in de Afrikaanse gemeenschap opgenomen, dan andersom. De 25.000 Engelsen van 1806 zijn thans 500.000, nagenoeg allen Afrikaanssprekenden, geworden.
In 1910 was het Nederlands als officiële schrijftaal in gebruik, en vijftien jaar later, in 1925, werd het Afrikaans als één der gelijkwaardige ambtelijke talen van Zuid-Afrika erkend.
De eminente spreker handelt vervolgens over de bevruchtende inwerking van het Nederlands op het Afrikaans, en laat zich in dit verband in lovende bewoordingen uit over de grote verdiensten van prof. W. Blommaert, een Gentenaar die aan de universiteit van Stellenbosch doceerde, en zijn grote feestelijke gaven geheel ten dienste van Zuid-Afrika heeft gesteld.
Dat Vlaanderen de stammoeders heeft geleverd van Piet Retief, de dappere aanvoerder van de Grote Trek, en Paul Kruger, de grootste Afrikaner uit alle tijden, volstaat op zich zelf om de hartelijke betrekkingen van deze gewesten met Zuid-Afrika te verklaren.
Spreker hangt vervolgens een treffend geschiedkundig beeld op van de ontwikkeling van zijn land tot zelfstandige natie. Vooreerst wijst hij op het buitengewoon strategisch belang, dat de Kaap ten tijde van Van Riebeeck had, als verversingsstation voor de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die naar Indië voeren, of er van terugkeerden. Men hoort vaak beweren, dat Zuid-Afrika Van Riebeeck heeft groot gemaakt, doch zulks doet allerminst afbreuk aan het pionierswerk, dat door de opperkoopman uit Culemborg werd verricht. Hij wist immers zijn bescheiden opdracht zo goed te volbrengen, dat op de door hem gelegde grondvesten stevig kon worden gebouwd.
In vele opzichten is Zuid-Afrika een land bijna enig in zijn soort. Het werd door twee verschillende rassen, nagenoeg gelijktijdig, gekoloniseerd. De Bantoes, uit Midden Afrika afkomstig, rukten het Noorden van het land binnen, en waren reeds een flink eind gevorderd toen Van Riebeeck in 1652 aan de Kaap landde. Tussen de blanken die in Noordelijke richting uitzwermden om nieuwe landerijen te ontginnen en zich aan de veeteelt te wijden, en de naar het Zuiden oprukkende zwarte volksverhuizing moest het onvermijdelijk tot een bloedige botsing komen, die dan ook op het einde van de 18de eeuw heeft plaats gehad. Rond het zelfde tijdstip verwierp men in enkele gewesten, daartoe aangewakkerd door het voorbeeld van de Amerikaanse vrijheidsoorlog en de geslaagde Franse revolutie, het gezag van de V.O.C. en in 1795 kwam het tot de stichting der eerste republieken van Graaf-Reinet en Swellendam.
Bijna gelijktijdig verscheen de Britse mededinger op het toneel. Het werd voor het nog jonge Zuid-Afrikaanse volk een lange periode van bloedige en ongelijke strijd voor het behoud van zijn zelfstandigheid, die met de Grote Trek (in 1834) een aanvang nam, en eindigde met het verdrag van Vereniging, in 1902, waardoor Zuid-Afrika aan het Engels gezag werd onderworpen.
Een stap vooruit naar de erkenning van Zuid-Afrika als zelfstandige natie was de samensmelting van Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Kaapkolonie en Natal tot de Unie, in 1910, en de afkondiging van het statuut van Westminster, in 1931, waardoor de Unie als volwaardig lid van de Britse Statenbond werd erkend.
Grootse feesten worden thans te Kaapstad gehouden, aldus Dr A.L. Geyer, waarbij ook de lange jaren van strijd en bitterheid niet over het hoofd worden gezien. Doch het stemt ons, ondanks alles, tot vreugde en betrouwen in de toekomst, dat wij de enige blanke natie zijn, op het Afrikaanse continent, wellicht nog niet geheel ontdaan van de voortvarendheid der jeugd, met tussentijdige oplaaiing van politieke hartstochten, doch met een reeds sterk besef van innerlijke nationale eenheid, waaruit wij de nodige kracht putten om de Westerse beschaving te dienen, waaraan wij ons bestaan te danken hebben.
Mogen feestelijke gelegenheden zoals deze, aldus besloot de feestredenaar zijn in het Afrikaans gehouden toespraak, er toe bijdragen de banden die onze beide volken sedert het ontstaan van mijn land verbinden, nog nauwer toe te halen.
Na een korte rust werd het tweede gedeelte van deze onvergetelijke feestavond ingezet met het optreden van het zangsextet Harbalorifa, uit Lier, zes won- dergoed op elkaar ingestelde mannenstemmen, die onder leiding van de heer Piet Fabri, enkele mooie Zuidafrikaanse liederen ten gehore brachten
Daarna kwam Mej. R. de Wet-Momberg, in Afrikaanse klederdracht, aan de beurt, die met een bos mooie tulpen vanwege het A.N.V.-bestuur werd bedacht voor haar gevoelvolle vertolking van ‘Maria’ (van El. Eybers) en ‘Uit die blou van onse hemel’ (van S.J. du Toit).
Na een tweede uitvoering van liederen door het sextet Harbalorifa uit Lier, volgde de met spanning verwachte vertoning van de klankfilm ‘Driehonderd jaar Zuid-Afrika’, bereidwillig ter beschikking gesteld door het ‘Staatsinligtingskantoor’ te Pretoria, een waardevol en sprekend document waarin het ontstaan en de groei van de Afrikaanse natie op treffende wijze worden uitgebeeld.
En zo kwam dan het einde van deze prachtig geslaagde Van Riebeeck-herdenking, tevens een overtuigend bewijs van hetgeen eendrachtige samenwerking van alle Vlaamse cultuurverenigingen in de verfranste hoofdstad vermag, met de uitvoering van ‘Die Stem van Suid-Afrika’, gevolgd door het ‘Wilhelmus van Nassouwe’ en de ‘Vlaamse Leeuw’, door de meer dan 800 aanwezigen geestdriftig meegezongen.
M.v.G.