Vlaanderen en de vrijheidsstrijd der Zuidafrikaanse Republieken
Al treedt Vlaanderens aandeel in de Vrijheidsstrijd van Transvaal en Oranje-Vrijstaat niet zo in 't licht als bv. de rol die Ierland daarin heeft gespeeld, toch ware het verkeerd er in dit herdenkingsjaar stilzwijgend aan voorbij te gaan. Alleen reeds de culturele banden met de stamlanden gebieden ons er speciaal melding van te maken.
Bij de beoordeling van de betekenis van Vlaanderens rol moet in het oog worden gehouden, dat op het einde van de 19de eeuw deze gewesten zelf nog volop gewikkeld waren in een strijd voor het behoud van hun eigen taal en kultuur. Nog moest het eigen volk tot bewustzijn van het eigen wezen worden gebracht. Dat in dergelijke omstandigheden van een grootscheepse actie geen sprake kon zijn, valt niet te verwonderen.
Nauwelijks was de oorlog in Zuid-Afrika uitgebroken, of in de voornaamste steden van Vlaanderen kwamen comité's tot stand die zich voornamen hulp aan de bedreigde republieken te verlenen. Twee letterkundigen, Hyp. Meert en Pol de Mont, waren er de ziel van en door hen aangewakkerd werden voorbereidingen getroffen om met de ingezamelde gelden een ambulance naar Zuid-Afrika uit te zenden. Na overleg met de diplomatieke vertegenwoordiger van de S.A.R. in Europa, Dr Leyds, kon reeds op 27 Oktober 1899 met het nemen der eerste maatregelen begonnen worden. Klederen, geneesmiddelen werden ingezameld, het personeel uitgekozen, enz. en reeds op 25 November kon uit Amsterdam een gezelschap van 24 personen per s.s. Hertzog naar Zuid-Afrika afvaren. Dr Coolen uit Mechelen had de leiding over dit gezelschap.
De reis verliep niet zonder incidenten; op 5 Januari werd het schip door de Britse kruiser Thetis aangehouden en naar Durban opgebracht; slechts na hevige protesten te Londen, werd het op 8 Januari vrijgegeven. Via Laurenço Marques bereikte men op 13 Januari Pretoria.
Enkele dames werden geplaatst in de hospitalen van Krugersdorp, Kroonstad en Jacobsdal, terwijl andere op de treinen dienst deden. De verplegers waren naar het Tugelafront gezonden. Toen dit laatste bezweken was en de bewegingsoorlog werd ingezet, geraakten de leden der ambulance over verschillende gevechtseenheden verspreid en namen daar ook de mauser in de hand. Een vijftal verplegers maakte deel uit van de Ierse brigade. Dr De Landsheer, lijfarts van Pres. Steyn, kwam met een paar helpers terecht bij het commando van Generaal De Wet. Op 6 November 1900 sneuvelde hij in een gevecht bij Bothaville.
De overige leden verzeilden bij het commando van Generaal Smuts. Een lid van de ambulance, Mr M. Josson, werd als diens secretaris aangesteld.
Mr Josson was een interessante figuur waaraan wij een paar regels willen wijden. Van 1896 tot 1898 was hij nl. verbonden geweest aan het Hooggerechtshof te Pretoria en in deze hoedanigheid schreef hij een ‘Schets van het Recht in de Zuid-Afrikaansche Republiek’, waarvan de eerste uitgave in haar geheel door de Transvaalse regering werd aangekocht.
Einde November 1900 geraakte hij door Portugees verraad in Engelse krijgsgevangenschap. Na zijn terugkeer in Europa werd hij secretaris van Dr Leyds.
De actieve deelneming van Vlaanderen aan het gebeuren in Zuid-Afrika was daarmede ten einde. Er zijn echter nog een paar andere feiten die het vermelden waard zijn. Toen Paul Krüger einde 1900 in Europa vertoefde, werd in Vlaanderen een actie gevoerd om het geschil in Zuid-Afrika voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof te Den Haag. Een daartoe strekkende motie werd door 387 gemeenten aangenomen, samen meer dan 3 miljoen inwoners vertegenwoordigend. Deze motie kwam in Februari 1901 in de Kamer in behandeling doch zij werd niet aangenomen omdat vele leden oordeelden, dat een dergelijke actie niet strookte met België's neutraliteit.
Een door 20.000 personen ondertekende petitie, waarin de Belgische regering werd gevraagd bij de Engelse regering te protesteren tegen de onmenselijke toestanden in de concentratiekampen in Zuid-Afrika, onderging hetzelfde lot in December 1901.
Deze twee feiten geven duidelijk de toenmalige geestesgesteldheid weer van de bevolking. Het is dan ook verklaarbaar dat, toen na het sluiten van de Vrede van Vereeniging, Botha, De la Rey en De Wet naar Vlaanderen kwamen om hulp te vragen voor de weder-