Op verkenningstocht in Frans-Vlaanderen
II
In Doctor Borms vond de onderwijzer een niet geringe tegenstander, die ook daarbij nog zo verstandig was, soepel-diplomatisch op te treden, ‘want - zo schrijft de kroniek - we waren daar vreemdelingen en mochten onze zaak niet bederven en moesten vooral...... ook kunnen terugkomen’. Desondanks bleef de rode haan kraaien. Zelfs na afloop van het feest kwam hij verder over de kwestie discussieren. Maar eieren leggen deed hij niet, hij bleef een haan, niet van zijn mestvaalt af te krijgen, bevooroordeeld als hij was tot op het laatste oordeel. Cassel bracht precies geen succes. Maar de Casselberg zou de volgende dag vergoeden wat de stad onze kunstenaars onthield. De kroniekschrijver slaat hier een lyrische noot aan: ‘We hadden hier zonsondergang en zagen zo het geleidelijk wegtrekken van den alles onthullenden mist, zulk enig mooi zicht over gans Vlaanderen, zoals men dat zeker nergens anders kan te zien krijgen. Alleen waren we zo onder den indruk van dat enige mooie tafereel, dat we dan nog maar eerst ten volle beseften, dat we eigenlijk midden in Vlaanderen stonden. En wie daarbij dan nog kon terugdenken aan den slag van Kassel met Zannekin, moest vanzelfsprekend de trots in zich voelen stijgen!’
Onder de indruk van dit heerlijke visioen op de Casselberg namen onze mannen afscheid van elkaar. Ieder trok naar huis op de wijze die hij verkoos. Zo eindigde de eerste reis.
Het zaad was gezaaid. De akker moest nu verder worden bewerkt. Een tweede reis werd gepland. Alleen deze dorpen en steden zouden een beurt krijgen, waarmee vooraf een formeel accoord was bereikt. Voor het optreden, als voor de zangboekjes, zou geen vergoeding worden gevraagd.Ga naar voetnoot1) Alleen moest elke uitverkoren plaats 24 uur instaan voor logies en maaltijden. Ditmaal was ook de nog jonge Staf Bruggen van de partij. Met een hele vracht zangmateriaal verscheen het gezelschap aan de Franse grens. Vooraf had men een exemplaar verzonden met toevoeging van alle mogelijke inlichtingen. De douane bleek echter onvermurwbaar. ‘Dat komt er nu van, als men braafjes de wettelijke wet volgt. We liepen in de val’, werd er gemompeld. Doctor Borms sprong in het geweer. Na lastige palabers en een hele boel invoergelden mocht de verboden vrucht eindelijk binnen.
Deze keer had de locale pers de nodige propaganda gemaakt. Onze mannen wilden den oppergaai schieten in Hazebroeck. 't Liep bijna verkeerd door de schuld van Staf Bruggen, die noq wankel stond op de toneelplanken. Hier in Frans-Vlaanderen debuteerde hij. In Hazebroeck droeg hij Pol de Monts ‘Kurassiers van Kanrobert’ voor, maar spijtig genoeg voor Staf: hij bleef halverwege steken...... Doctor Borms redde de pijnlijke situatie van achter de schermen: ‘Staf joeng, herbegin. Dat kennen ze hier toch niet!
Het was gewoonlijk ook achter die schermen, dat de Heer Rosseeuw het zeer druk had. Dikwijls wanneer Doctor Borms zang- en dichtstuk inleidde, maakten het de artisten soms al te bont. Dan moest Heer Rosseeuw dit rumoerig huishouden tot de orde roepen. Maar wat wil je: die kerels waren jong, in de fleur van hun jaren, ze traden daarbij gratis op en hadden nog geen voldoende besef wat invloed hun persoon en hun optreden hier konden teweegbrengen ten gunste van de Vlaamse zaak.
Na elke uitvoering bracht de plaatselijke pers een lovend artikel uit over deze verbazingwekkende gebeurtenis. Een tweede of derde bezoek werd in uitzicht gesteld. Men verwierf burgerrecht en sympathie. Het was vooral de persoonlijkheid van Doctor Borms, die zowel bij de geestelijke als wereldlijke autoriteiten gezag inboezemde; het volk begon hem ook hier te noemen: de klokke van Vlaanderen, want deze voorman beschikte over een geweldige en onvermoeibare stem. In de vrije uurtjes ging hij met iedereen praten. Zijn hartelijke en deskundige woord sloeg in, ‘We komen terug’ was het wachtwoord dat hij het liefst uitsprak.
(Wordt vervolgd)