Indië, Japan, China, Groenland, Tonkin en Oost-Indië zijn hem zeer van pas gekomen en als koopman in het Oosten heeft hij de Compagnie millioenen winst bezorgd. Het voor eigen rekening handel drijven - hetgeen alle compagniedienaren deden, ofschoon verboden
Jan van Riebeeck
- leidde tot zijn ontslag, doch zijn kennis van Zuid-Afrika, op een vorige reis opgedaan, stelde hem in staat de Heren XVII er van te overtuigen, dat het land als verversingsplaats buitengewoon geschikt was, toen in verband met de stranding van het schip ‘Haerlem’, Leendert Jansz. en N. Proot een rapport over een mogelijke vestiging aan de Kaap indienden.
Weder in dienst genomen kon Van Riebeeck zijn goede naam en eer herstellen, wat hem volkomen gelukte met zijn stelregel: ‘Wie advancement soeckt sal geen naerstigheyd sparen’.
Van Riebeeck verliet met zijn jonge echtgenote, de Hugenotenafstammelinge Maria de la Queillerie (en beide nichtjes Elizabeth en Sebastiana van Opdorp, wier voogd hij was) zijn geriefelijke woning in Amsterdam om, plichtsgetrouw, de opdrachten van zijn patroons uit te voeren in een onherbergzaam oord, zonder gerieven, gesteund en gesterkt en bemoedigd door zijn godvrezende gade. Hij en zij brachten daarmede een groot offer.
De stichter van de nederzetting, welke hij van meet af moest opbouwen, beschikte over durf, doorzettingsvermogen, ijver en werklust, hetgeen uit zijn Daghverhaal wel duidelijk gebleken is. Het aantal planten, bloemen, vruchten en zaden welke hij invoerde was zo groot ,dat zij de plantengroei in dit gedeelte der wereld sterk heeft gewijzigd.
De commandeur was een ware pionier en kan in één adem genoemd worden met Coen, Stuyvesant, van Aerssen, Van Sommelsdijck, e.a.
Voor de Nederlanders heeft de viering in April van het derde eeuwgetijde van zijn komst een bijzondere bekoring. Immers de huldiging op grote schaal van de commandeur, leider, planter, bouwmeester is tevens een hulde aan ons volk, aan onze Nederlandse durf, het zelfvertrouwen en het doorzettingsvermogen, welke de stichter van Hollands Zuid-Afrika sierden.
Zijn de Afrikaners trots op hun Van Riebeeck, wij Nederlanders zijn trots op onze landgenoot, die de Nederlandse naam met ere aan de zuidpunt van Afrika heeft gevestigd, waar uit de kleine nederzetting de grote Unie van Zuid-Afrika is gegroeid, waar de landkaart honderden Nederlandse namen van dorpen, steden, rivieren, bergen enz. noemt.
Geldelijk voordeel heeft Van Riebeecks werk de compagnie niet gebracht. Immers van 1652 tot 1660 waren er slechts twee jaren, die voordeel hebben gebracht en zeven jaren nadeel. Het geldelijke verlies bedroeg ruim 66.000 gulden en terecht schreef de commandeur: ‘De Here geve dat wij yts mogen vinden tot soulaes van Comp. hier dragende oncosten’.
Maria de la Queillerie
Andere tijden, andere inzichten.
Ook ten aanzien van Van Riebeeck en diens arbeid geldt zulks. Maar gezien de tijd, waarin hij heeft geleefd, mag zijn naam met ere genoemd worden door het nageslacht en scharen wij ons als A.N.V.-leden gaarne onder hen, die deze pionier der Nederlandse beschaving zullen huldigen.