AntwerpenGa naar voetnoot*)
Pater Stracke over Nederlandse Kultuurproblemen uit de Vroege Middeleeuwen
In de zaal van de V.T.B. te Anwerpen richtte het Algemeen Nederlands Verbond onlangs een voordrachtavond in, waarop E.P. Stracke, S.J., handelde over ‘Nederlandse kultuurproblemen uit de vroege Middeleeuwen’.
Prof Dr Vital Celen, voorzitter van ANV-Antwerpen leidde de spreker in. Hij belichtte het leven en de uitgebreide arbeid van E.P. Stracke en loofde voornamelijk diens pionierswerk in verband met de geschiedenis van de oud-Dietse kultuur.
Bij de aanvang van zijn voordracht verduidelijkt Pater Stracke de betekenis van zijn onderwerp. Wij bezitten te weinig positieve gegevens omtrent onze vroeg-Middeleeuwse beschaving. Bronnenstudie, zoeken naar de objektieve waarheid, is dan ook een eerste vereiste. Men moet sceptisch staan t.o.v. algemeen-aanvaarde stellingen; vele ervan zijn bij nader onderzoek niet meer verdedigbaar. In dit verband wijst spreker op vele onnauwkeurigheden en tegenstrijdigheden aangaande het leven van de Vlaamse heilige, Lutgard van Tongeren. Wat het taalvraagstuk betreft, weerlegt hij de bewering van de Belgische historici, als zou Vlaanderen ‘tweetalig’ geweest zijn.
In Noord-Nederland zijn bronnenstudie's over de vroege Middeleeuwen uiterst zeldzaam; Prof Geyl is de eerste, die zich op dit gebied verdienstelijk maakte. De Belgische geschiedschrijvers beperken zich, volledig ten onrechte, tot het huidige België. Bovendien nemen ze vaak hun wensen voor werkelijkheid. De volgende tekst is daarvoor typerend:
‘De 500 à 800 la Providence prépare le sol beige; de 800 à 1830 la Providence prépare le peuple beige, la constitution beige et la royauté beige’
Ook E.P. Moreau volgt dezelfde gedachtengang. In zijn boek, ‘L'Histoire de l'Eglise en Belgique’ behandelt hij alléén de huidige Belgische bisdommen als één geheel, en verdonkermaant zonder meer de Noordfranse bisdommen, die vroeger overwegend Diets waren. Nochtans ging van deze laatste de kerstening der Nederlanden uit, waarvan ze dus niet te scheiden zijn; ze verwaarlozen is, op zijn zachtst uitgedrukt, zeer ondankbaar.
Daarbij geven de meeste Belgische geschiedkundigen de voorrang aan politieke gebeurtenissen en het opsommen van veldslagen. De échte geschiedenis evenwel, bestaat niét uit wapenfeiten.
Spreker geeft een definitie van een waarachtig historikus. Hij moet zijn: de hogepriester van de onvervalste vaderlandsliefde, de gewetensvolle mens, in alles wat hij voor de toekomst neerschrijft. Helaas beperkt de geschiedschrijving zich zeer vaak tot een slaafs kopiëren van tendencieuze werken. Dit is dubbel spijtig, wanneer we weten, dat van de negende tot de veertiende eeuw de Nederlanden op historisch gebied zeer vermaard waren.
Indien onze historici teruggrepen naar de bronnen, naar de oude teksten, zouden ze ervaren, dat onze stamvaders, de Franken, grote invloed hadden tot aan en zelfs over de Loire, dat de Vlamingen in de twaalfde eeuw tot aan de Somme heersten. Trouwens, de macht van de Nederlanden buiten de huidige rijksgrenzen wordt bewezen, o.m., door tal van monumenten en door het feit, dat de Franse taal driehonderd vijf tig kernwoorden van Frankische, dus Dietse oorsprong heeft.
Welke zijn de oorzaken, dat de invloed van ons volk zo afgenomen is. Vooreerst de spijtige gewoonte, na de dood van de koning het grondgebied onder zijn zonen te verdelen, wat tot een hopeloze verbrokkeling leidde. Bovendien waren er de bloedige broedertwisten, die vaak duizenden slachtoffers maakten. Tenslotte hebben ook de gemengde huwelijken schuld aan de versnippering van het gebied onzer voorouders.
Door dit alles zijn we op ons huidig eng ‘reservaat’ teruggedrongen. Dit gebied wordt NU nóg aangevreten. Laten we overigens niet te lichtzinnig aan de toekomst denken. Een volk, dat zoals het onze, te veel los staat van het verleden, zal vroeg of laat vergaan (reeds twaalf Germaanse volken verdwenen van de aardbodem). Een volk, dat zich niet bewust is van zijn verleden, LEEFT niet in het heden en schept geen toekomst.
We zullen ons enkel handhaven, indien we ons verleden leren kennen, d.w.z. indien ‘Oud-Vlaanderen’ niet ‘Dood-Vlaanderen’ blijjt. Onze jeugd moeten we rechtmatige fierheid inprenten over de macht, die onze stam weleer bezat. Dan zei ze ertoe besluiten, dat wie eens groot leefde, niet klein mag sterven.
Het warm handgeklap, dat de spreker te beurt viel bewees de volledige instemming van het uitgelezen publiek, in welks naam Prof. Celen het dankwoord uitsprak.
Walter Fleerackers