Afdeling Maastricht herleeft
Op 18 December 1951 toonde de herboren afdeling Maastricht haar activiteit door voor haar leden en genodigden de bekende Zuid-Nederlandse toneel- en romanschrijver Willem Putman (schuiln.: Jean Du Parc) te laten spreken over eigen werk, waarbij de spreker tevens een muzikale omlijsting gaf.
Voorzitter Drs Jef Notermans opende de vergadering door de spreker, de wethouders der gemeente, afgevaardigden van andere verenigingen en verdere aanwezigen te verwelkomen, lijnde het doel van het A.N.V. uit en de middelen, waardoor het dit verwezenlijkt.
Vervolgens bracht Drs Notermans naar voren, dat vooral de beide Limburgen door hun hoogstaand kultureel Nederlands leven, dat zich reeds vanaf het vroege begin der XIIe Eeuw uitte, een bijzondere taak hebben, n.l. deze: de eeuwenoude Nederlandse beschaving in de Maasgouwen van vreemde smetten vrij te houden. Dat het gevaar hiervoor niet denkbeeldig was en is, bewees onze voorzitter aan de hand van enige sprekende bewijzen van de franskiljonse geest, die in onze streken hoogtij vierde, zelfs nog tot aan het begin van de XXe Eeuw.
Willem Putman begon daarop zijn lezing, door namens de burgemeester van de stad Kortrijk alle aanwezigen hartelijk uit te nodigen tot het bijwonen van het Eeuwfeest van de Slag der Gulden Sporen, dat in 1952 te Kortrijk op grootse wijze gevierd zal worden.
Op zijn bekende, gezellige wijze, waarmee hij meteen de harten van alle aanwezigen veroverde, heeft hij zijn toehoorders meegevoerd in de sfeer, waarin hij het aanzijn gaf aan zijn letterkundige werken, die voor het toneel geschreven waren. Door de ondergang van het Vlaamse Volkstoneel werd Willem Putman deze gelegenheid tot het uitvieren van zijn schrijverstalent ontnomen, doch ‘het bloed kruipt, waar het niet gaan kan’ en weldra had zijn scheppingsdrang een uitweg gevonden, en wel in de roman. De vruchten hiervan waren: ‘Vader en Ik’. ‘Looping the loop’. ‘Pruiken’, enz.
In 1947 verscheen daarop zijn eerste na-oorlogse roman ‘Christine Lafontaine’, dra gevolgd door ‘Marilou’ (1948) en ‘Mevrouw Pilatus’ (1949), onder zijn schuilnaam Jean Du Parc. Hij ontpopte zich in deze werken als een buitengewoon kenner der vrouwelijke ziel, zodat men in het begin zelfs dacht met... een schrijfster te doen te hebben.
Uit zijn eerste twee werken las hij verschillende stukken voor en ten slotte bracht hij enige werken van Chopin, Grieg enz., ten gehore, hierdoor de sfeer oproepend, waarin de meeste van Put- man's romans zich afspelen. Een langdurig applaus viel hem ten deel na zijn meeslepende voordracht en tot slot speelde de heer Putman het ‘Beiaard-lied’ van Peter Benoit, gevolgd door ‘De Vlaamse Leeuw’ en het ‘Wilhelmus’, door alle aanwezigen meegezongen.
In zijn dankwoord, de eerste na-oorlogse vergadering van het A.N.V. - afdeling Maastricht sluitend, zeide de heer Notermans, dat er slechts één woordje uit Kortrijk nodig was, om talrijke Maastrichtenaren westwaarts te doen snellen. Tevens haalde hij de historische optocht op, die in 1905 ter stede plaats vond onder leiding van Fons Olterdissen, waardoor Maastricht blijk gaf de lots-verbondenheid met het broedervolk ten Westen nog niet vergeten te zijn. In deze optocht werd namelijk een groep uitgebeeld, die de Limburgse deelneming aan de Gulden Sporenslag, onder aanvoering van de Maastrichtse proost, Willem van Gulik, voorstelde (en welke - als zodanig - de folklorisering der Gulden-Sporenzege in de geschiedenisboeken van Noord-Nederland logenstrafte en het belang van dit geschiedkundig feit voor het behoud der Nederlandse Kultuur, ook voor het Noorden, onderstreepte).
Als eerste sinds lange tijd, was deze vergadering zeer geslaagd en de aanwezigen gingen naar huis met het gevoel weer eens een avond gehad te hebben, waarop men nog vaak met dankbaarheid kan terugblikken.
Jac Veltmans