waaruit in dagtochtjes zonder enige overhaasting in alle richtingen tot de grens van het Nederlandse taalgebied is te komen.
Het binnenkomen van Frans-Vlaanderen bij het hopcentrum Poperingen bij Abeele is niet bemoedigend; wat wegbreedte en wegdek betreft zou het raadzamer zijn van Poperingen de weg naar Duinkerken te nemen, doch wij geven de voorkeur aan de weg over Abeele, al was het alleen maar om dat pracht van een boerenkroegje, dat even voor Steenvoorde aan de rechterkant van de weg staat met als opschrift ‘Au Boerenhol’. Hier hebt ge een eerste overblijsel van het Nederlands, dat in het Frans is blijven leven.
Even later rijdt ge Steenvoorde binnen en passeert dan pas de Franse douane. Uw eerste indruk van Frans-Vlaanderen was niet best, zij wordt er niet veel beter op. Ge zult zeggen ik ben volkomen in Frankrijk terecht gekomen. Inderdaad. Na de rijke en verzorgde indruk van Belgisch-Vlaanderen kan hier wel van een plotselinge verandering gesproken worden. Het uiterlijk van Frans-Vlaanderen is Frans en slechts zullen de molens en sloten, die ge zult zien, U in enkele kleine stukjes een Hollandse indruk geven.
Ge gaat nu echter rustig op verkenning, te fiets en te voet vooral, en wanneer ge een eerlijke belangstelling toont voor land en volk, zult ge de ware aard van Frans-Vlaanderen ontdekken en daar is geen handleiding voor te geven. Enige wegaanduidingen mogen echter daarvoor bruikbaar zijn.
Wat ge onmiddellijk zult constateren is, dat ge met de Belgisch-Vlaamse plattelander b.v. in Abeele nog goed kon praten in het z.g. algemeen beschaafd Nederlands, doch dat dit in Frans-Vlaanderen, op een hoge uitzondering na, niet gaat, hoewel de mensen hier vrijwel hetzelfde Vlaamse dialect hebben. Zij zullen meestal hun eigen taal ook niet kunnen lezen. De reden is, dat geen onderwijs gegeven wordt in hun eigen taal en deze taal zelfs, op een hoge uitzondering na, bij enigszins officiële gelegenheden en in de kerk, niet meer gesproken wordt. Gedrukt wordt er sedert de laatste oorlog niets meer in het Vlaams. De grote vriend van Frans-Vlaanderen, de eerw. heer Corsmit, heeft herhaaldelijk in woord en geschrift daar uitvoerig op gewezen, en op de laatste Frans-Vlaamse cultuurdag in Waregem is de huidige stand van zaken duidelijk uiteengezet.
Wanneer ge de volgende dagen op een bescheiden wijze contact zoekt, zult ge met verbazing, verwondering, misschien wel met enige verrukking, al naar uw aard is, dat machtige grote Frankrijk voor een deel bewoond vinden door Nederlands sprekende en Nederlands denkende mensen.
Komt ge echter in gesprek met kinderen, of beter mensen onder de 25 tot 30 jaar, dan zult ge bemerken, dat dezen haast allen Frans als spreektaal hebben met een geringe Vlaamse woordenschat. Ga trouwens eens voor een school staan als deze uitgaat. Maar ga dan ook op een ducasse in een dorpscafé tussen de oudere mensen zitten; er zal niet veel Frans te beluisteren zijn.
Mag ik u een paar wegen langs voeren? We gaan eerst het Westen in, van Steenvoorde naar Winnezeele over een uitstekend geasphalteerde weg. Het landschap is lichtgolvend, zoals het er ten Noorden bij aansluitende gebied van België om Abeele en Watou. De vruchtbare grond wordt beteeld met tarwe, gerst, haver, aardappelen, bieten, vlas, bonen en erwten. Als aardappelras teelt men er, zoals trouwens overal hier in het Noorden, de hoog opschietende, grof groeiende Bintje van Nederlandse herkomst, die zich zo uitstekend leent voor ‘pommes frites’.
Dadelijk na het verlaten van Steenvoorde ziet ge links twee houten windmolens van het standaardtype. In de verte links ziet men de hoge Casselberg. Wei- en hooilanden zijn ver in de minderheid; als vee zijn er het Vlaamse slag en onze echte zwartbonten. De weinige paarden zijn veelal grauwe Boulonnezen. Er zijn vrij veel muilezels.
De weg van Winnezeele naar Herzeele wordt al spoedig zeer slecht met veel los steenslag. We gaan na Herzeele in de richting van Wormhoudt over een weer uitstekende weg. Wormhoudt is een vrij groot stadje. Kijk er eens voor een boekwinkel, ge vindt er geen woord Nederlands in de uitstalling. Doch ge hebt kans om, evenals wij op onze hoge Hollandse fietsen, door de eigenaar opgemerkt te worden als Nederlander en binnen genodigd te worden op een beste kop koffie met een poesje. Hij spreekt een mooi Vlaams en is een groot vriend van Nederland.
Zoals overal, zult ge hier de Nederlandse eigennamen op naambordjes vinden. Trouwens wilt ge van eigennamen studie maken, bezoek dan eens het kerkhof in de Frans-Vlaamse stadjes. Ge hebt er alle families bijeen. Denk echter niet, dat ge behalve de eigennamen Nederlandse opschriften op de graven vindt; het is alles Frans, wat in het openbaar is geschreven.
Van Wormhoudt gaan we weer het Oosten in naar Cassel over een kaarsrechte, vlakke weg. Cassel is een prachtig stadje; blijf er een poos dwalen, na met de fiets aan de hand het laatste deel van de weg erheen gelopen te hebben.
Wanneer we dan weer van Cassel naar Steenvoorde zijn afgedaald, helaas het laatste wegdeel over kinderhoofdjes, dan hebt ge voor dit tochtje slechts een middag nodig gehad.
Voor ons Nederlanders, die vlak land gewend zijn, is wellicht landschappelijk mooier een tocht het Oosten in, vlak langs de Belgische grens, door het eveneens zeer vruchtbare hopgebied van Steenvoorde naar Godewaersvelde. (Wat is het toch, dat die namen ons zo dichterlijk aandoen?). De zeer fraaie weg gaat over zacht golvend heuvelland met op de achtergrond de Catsberg. De weg van Godewaersvelde naar de Catsberg is niet aan te raden; hij was in 1951 nog vol gaten, eveneens die naar Eecke. Ga daarom liever linksaf naar Boeschepe. Van een hoogte (even lopen) voor Boeschepe hebt ge een pracht van een uitzicht op het dorp met molen en rechts de imposante Catsberg.
Ge gaat hier door het gevechtsterrein van 1914-1918 in de z.g. Vlaamse heuvels over Berthen en Sint Jans Cappel. Daarna gaat de weg vrij recht en vlak tot even voor Bailleul, in het Vlaams Belle geheten. In het algemeen geldt voor de plaatsnamen, dat als ge in het Frans naar de weg wilt vragen, ge deze namen op zijn Frans dient uit te spreken.
Bailleul is het type van een Frans provincie-stadje. Direct hoort men in de industriële buitenwijken weer meer Frans dan in de dorpen, waar we doorkwamen. Ga echter op een der terrassen voor de café's op het voornaamste plein tussen de buitenlui zitten en 't is al Vlaams, dat ge hoort. We gaan weer terug naar Steenvoorde over Meteren, Flètre, Caestre en Eecke langs de grote drukke weg van Duinkerken naar Rijssel,