** Wat wij aan onze landverhuizers toevertrouwen
De Minister-President, Dr W. Drees, heeft een belangrijke Oudejaarstoespraak gehouden. Deze werd door de radio Nederland Wereldomroep uitgezonden en was dus blijkbaar ook meer voor onze stamgenoten in het buitenland, dan voor die binnen de landsgrenzen bestemd. De kranten hebben er evenwel voor gezorgd, dat ieder die leest, nu weet, hoe Dr Drees over de dingen denkt. Wij achteft dit een groot voordeel. In de eerste plaats wijl hier juist onze Minister-President aan het woord is geweest. Dus niet de eerste de beste; maar iemand, die door het hoge ambt, dat hij bekleedt, gezag heeft. In de tweede plaats, omdat Dr Drees bekend staat als een voorzichtig en een wijs mens, naar wie te luisteren altijd goed is. Maar in de derde en voornaamste plaats, wijl hij hier op juiste wijze aan de stamgenoten buiten ons land eens op een rustige manier gezegd heeft, wat er van hen verwacht wordt.
* * *
Wij hebben hem zelf niet kunnen horen; maar ontlenen het een en ander aan een overzicht, dat wij vonden in de Nieuwe Rotterdamse Courant.
Na geschetst te hebben, dat Nederland het dichtst bevolkte land ter wereld is - er wonen hier ongeveer 300 inwoners per vierkante kilometer - vervolgde hij aldus:
- En met hoeveel moeilijkheden wij ook te kampen hebben, ons volk weet zich te handhaven op een peil, dat bij vergelijkbare landen niet ongunstig afsteekt, waarbij de sterftecijfers zelfs vrijwel de laagste ter wereld zijn. Die handhaving is slechts mogelijk, doordat de ligging van ons land ons volk gebracht heeft tot een internationale oriëntering, die handel en scheepvaart tot bloei heeft doen komen, die aan ons volksbestaan een veel breder basis heeft gegeven dan de eigen bodem alleen zou kunnen opleveren, en die, door de grootte van de taak, de krachten van ons volk heeft doen groeien en zijn geest verruimd. -
Sprekend over de landverhuizing en over hen, die het vaderland hebben verlaten om in den vreemde een nieuw bestaan te vinden en de dragers daar te zijn van de Nederlandse cultuur, die zij als een geestelijk bezit hebben meegenomen, zei de minister het volgende:
- Gij of uw nakomelingen zullen op den duur opgaan in de bevolking van een nieuw vaderland, dat is onvermijdelijk en dat is nodig voor de eenheid van dat land. Dat sluit echter niet uit, dat iets van de Nederlandse geest en de Nederlandse tradities doorwerkt in de nieuwe omgeving en dat lang de heugenis blijft aan het stamland vanwaar men gekomen is. -
Dit is o.i. het juiste standpunt.
Het is dan ook heel goed geweest, dat de heer Drees dit en op deze wijze gezegd heeft en in een vorm, die we van hem gewoon zijn en zo waarderen.
'n Nederlander, die naar den vreemde gaat, maakt maar al te vaak twee fouten.
Hij gaat met een meerwaardigheidsgevoel, waardoor hij vaak kwetst en de vreemde omgeving tegen zich inneemt.
Maar een tweede fout begaat hij, als hij zijn verleden zo vergeet, dat hij meer vreemd wordt, dan de nieuwe omgeving waarin hij terecht komt.
Beide fouten worden hem zwaar aangerekend.
Door de eerste maakt hij zich een beetje gehaat.
Door de tweede maakt hij zich lichtelijk belachelijk.
Hij gaat uit het land zijner geboorte uit harde noodzaak.
Hij wil zijn brood elders verdienen, wat hem hier moeilijk valt. Dat is doodgewoon de werkelijkheid. En het nieuwe land laat hem toe en ontvangt hem eveneens uit zakelijke overwegingen. Het wil gebruik maken van zijn arbeidskracht en zijn kennis om mee te werken aan de bloei van het land.
Op deze zakelijke gronden berust nu eenmaal iedere landverhuizing. En zeker nu.