* * Meer eenheid
Wij weten, dat in ons land de geestelijke splitsingen sterker zijn dan geestelijke bindingen.
In tijden van gevaar en nationale nood, - de laatste oorlog heeft dit laten zien - mag men wat naar elkaar toegroeien en er mag een ander klimaat ontstaan; zodra het gevaar geweken is, gaat dat te niet en worden de verschillen, ook waar ze niet behoeven te zijn, weer zichtbaar.
Daaraan moesten wij onwillekeurig denken, toen wij in ‘De Reserve-Officier’ no. 9 van dit jaar op bl. 12 lazen:
‘dat wij de onhebbelijkheid hebben nooit eensgezind nationaal te kunnen denken. Dat alles, onder alle omstandigheden, door ons bezien wordt uit socialistische, liberale, roomse of protestantschristeiijke gezichtshoek.’
Uit de aard der zaak laten wij de bewoordingen, waarin bovenstaande mededelingen vervat zijn, voor rekening van de redactie van het ons sympathieke blad.
De zin, die er achter ligt, willen wij echter niet misverstaan en wij zijn het dan ook van harte daarmee eens.
Trouwens, het A.N.V. zelf is het sprekend bewijs, dat wij met boven weergegeven uitspraak instemmen.
Als er een culturele vereniging is, die streeft naar een gemeenschappelijk optreden naar buiten, dan is het zeker het Alg. Ned. Verbond, dat in zijn gelederen plaats geeft voor allen, die, hoe ook verschillend in godsdienst en politiek, zoeken naar een eenheid, die bij alle verscheidenheid mogelijk is.
Uit het bovenstaande volgt natuurlijk niet, dat wij voorstanders zouden zijn van een glansloze neutraliteit.
Gesteld, dat die mogelijk zou zijn.
Integendeel, wij hebben waardering voor ieders eigen overtuiging en kunnen bewondering hebben voor de bonte geestelijke verscheidenheid, die een volk van hoge cultuur kan hebben.
Wat wij evenwel betreuren en noodlottig vinden is, dat men elkander te weinig zoekt en dus ook niet vindt, daar waar eenheid mogelijk is.
En dat we ons niet bewust zijn van de grote eenheid in taal, geschiedenis, cultuur, die hier eeuwenlang heerst en die voor Nederland in engere zin duidelijk wordt in de symbolen van zijn eenheid: onze taal, onze vlag en ons Vorstenhuis.
Wanneer men, ook in tijden van niet onmiddellijk aanwezig gevaar, die eenheid wilde erkennen en belijden, de rijen van hen, die ons Algemeen Nederlands Verbond vormen, zouden veel groter moeten zijn en, op enkele extreme groepen na, het hele Nederlandse volk moeten omvatten.
Wij zijn hierin in ons volk teleurgesteld.
Wat evenwel niet wegneemt, dat we de moed niet zullen verliezen om maar steeds aan te sporen tot een welbewust toetreden tot ons Algemeen Ned. Verbond, dat voor de eenheid van allen, die bezield zijn door de echt-Nederlandse geest, een plaats heeft.
Laten wij alleen niet wachten, tot het gevaar van buiten ons naar elkaar toedrijft.
Dat zou - eerlijk gezegd - ons onwaardig zijn.