* * Oude banden weer verstevigd
In West-Duitsland wonen vele Nederlanders, die in het huwelijk zijn getreden met Duitse vrouwen en die daar in den vreemde een gezin hebben gevormd.
Zij spreken daar Nederlands en hun gezinsleven is door en door Nederlands.
Onder deze stamgenoten heerst een opgewekt leven.
Dat zij het moeilijk hebben gehad tijdens de oorlog, die de wereld heeft geteisterd en waarvan de rampzalige gevolgen nog steeds gezien en gevoeld worden, kan ieder begrijpen.
Dat hun gemeenschappelijke belangen en hun gezamenlijke moeilijkheden hen naar elkaar toedrijven, spreekt vanzelf.
Zo is de Nederlandse Bond in Duitsland ontstaan. Deze Bond heeft altijd vriendschapsbetrekkingen onderhouden met het Algemeen Nederlands Verbond. En juist thans zijn die banden weer nauwer aangehaald.
* * *
Voor de oorlog, die ons wat uit elkaar heeft gedreven, bestond de gewoonte, die min of meer traditie geworden was, dat volwassenen en kinderen, die tot deze ‘Bond’ behoorden, jaarlijks de nationale dag in Nederland gingen meemaken, waarop Hare Majesteit de plechtige, verenigde vergadering der Staten-Generaal opende en de troonrede uitsprak.
Wij kunnen ons dat begrijpen.
Daar zit een sociale gedachte in. De gedachte, dat het nationale, of wilt ge liever het stamleven hoogtepunten heeft, die beleefd en doorleefd, ons weer het bewustzijn van de stameenheid geven.
Deze jaarlijkse toogdag naar Den Haag was tijdens de oorlog onmogelijk te houden.
Ook na de oorlog bestonden er eerst nog allerlei belemmeringen, die verhinderden om te doen, wat onze stamverwanten in Duitsland zo gaarne zouden gewild hebben.
Thans is een oude traditie hersteld.
Er is weer een nieuwe band gelegd tussen de ‘Bond’ in Duitsland en het ‘Algemeen Nederlands Verbond’.
En opnieuw hebben velen, ouders en kinderen, de plechtigheid van het openen van de zitting der Kamers meegemaakt.
Ze hebben Nederland weer leren kennen.
En het nationale leven hier.
Ze hebben even, maar dan toch wel zeer hevig en zeer intens, de polsslag van dat leven gevoeld. Zij en wij hebben de eenheid van bloed en taal beleefd en het was weer als van ouds.
Wij hebben hen en zij hebben ons leren kennen.
Elders in dit blad kunnen onze lezers daarover een uitvoerig verslag van anderer hand lezen.
Wij zwijgen daar als voorzitter van het A.N.V. dus over.
Onze taak evenwel is er op te wijzen, dat hier een goede, oude traditie weer in ere is hersteld.
En dat het elkander leren kennen tot een waarderen is geworden.
Zo groeit de Nederlandse stam weer. Zo wordt er weer gebouwd voor de toekomst.
De banden zijn weer sterker geworden.
En de vele duizenden Nederlanders daarginds mogen weten, dat zij ons weer nader zijn geworden.
In eenheid van geest, van afkomst en taal ligt een grote kracht en een zegen, waarvoor wij en zij dankbaar zijn.
Hier liggen mogelijkheden.
Mogelijkheden, die voor de toekomst rijke belofteninhouden.