[October 1951]
Stijn Streuvels ter ere
Op 3 October a.s. wordt de grote Vlaamse romanschrijver Stijn Streuvels 80 jaar. Hij werd in 1871 te Heule bij Kortrijk geboren. Zijn vader, Camiel Lateur, was kleermaker van beroep; zijn moeder, Louisa Gezelle was de jongste zuster van de priester-dichter Guido Gezelle. De jonge Streuvels, die eigenlijk Frank Lateur heet, studeerde enige jaren aan het college te Avelgem, waarna hij het bakkersambacht leerde en zich met zijn familie te Avelgem vestigde. Gedurende zijn vrije uren begon hij te schrijven, eerst gedichten, waaraan geen belang moet worden gehecht, vervolgens schetsen en novellen, waarmede hij naam zou verwerven.
Zijn eerste verhaal schreef hij in 1895 in het tijdschrift ‘Vlaamsch en Vrij’. Hij had het met de schuilnaam Stijn Streuvels ondertekend. De volgende jaren werkte hij ook mede aan ‘De Nieuwe Tijd’ van Hugo Verriest en ‘Biekorf’ van Guido Gezelle. Ondertussen werd hij door de redactie van ‘Van Nu en Straks’ ontdekt, wat voor hem de eerste stap naar een ruimer bekendheid betekende. In 1899 kwam zijn eerste boek, ‘Lenteleven’, een bundel novellen, van de pers. De bijval in Noord- en Zuid-Nederland was zodanig, dat bijdragen van Streuvels' hand voortaan in de voornaamste letterkundige tijdschriften als ‘De Gids’, ‘De nieuwe Gids’ en ‘Het tweemaandelijksch Tijdschrift’ geregeld werden opgenomen.
Vlug na elkaar schonk hij nu verschillende bundels verhalen en romans, waaronder de schoonste ‘Doodendans’ en ‘Langs de Wegen’ zijn getiteld. Na zijn huwelijk ging hij te Ingooigem wonen, in een landhuis dat hij ‘Het Lijsternest’ heeft geheten. De volgende jaren ging zijn letterkundige bedrijvigheid ongestoord verder, met ‘De Vlaschaard’ en ‘Het Kerstekind’ als hoogtepunten. Gedurende de eerste wereldoorlog schreef hij een ‘Oorlogsdagboek’, dat in zijn rustige objectiviteit een schat van gegevens over deze periode bevat. Toen de vrede was hersteld, begon voor Streuvels een tijdperk van hernieuwde bloei. Zijn voornaamste werken uit deze jaren zijn ‘Prutske’, ‘Het Leven en de Dood in de Ast’ en ‘De teleur gang van de Waterhoek’. In de laatste tijd werkt de grote schrijver aan zijn mémoires, waarvan het derde deel binnenkort zal verschijnen.
Streuvels is een schitterend vertegenwoordiger van de Nederlandse letterkunde. In zijn kunst worden verschillende eigenschappen van de Vlaamse volksziel als in een spiegel weerkaatst. Vooreerst de lijdzaamheid van zijn volk, waarmede het de slagen van zijn lot ondergaat, verenigd met een diep ontzag voor de bovenaardse machten, die in het leven ingrijpen. Typisch voor deze levenshouding zijn de proletarische novellen, en inzonderheid ‘Langs de Wegen’, uit Streuvels' eerste periode.
Niet alleen de gelatenheid van de Vlaamse mens, in tal van sjouwersfiguren belicht, heeft hij uitgebeeld. In tegenstelling met de onderworpen dulders, heeft hij ook een reeks koppige wilsmensen getekend, mannen die recht op hun doel afgaan en zich door niets ter wereld laten weerhouden. Ondanks het besef dat zij het beoogde doel niet kunnen bereiken en door hun halsstarrigheid ten onder zullen gaan, blijven zij hun trots handhaven tot in de laatste nederlaag. Uit dat hout is Boer Vermeulen uit ‘De Vlaschaard’ en nog onverzettelijker Deken Broeke uit ‘De Teleurgang van de Waterhoek’ gesneden. Naast die tragische stijfkoppen krioelt het van geslepen berekenaars, die zich bij alle toestanden aanpassen en iedereen naar de mond praten, als er maar voordeel bij te halen valt.
Een andere kant van de Vlaamse volksziel, haar schroomvallige houding tegenover het godsdienstige,