Brussel
Niet minder dan 22 deelnemers hadden zich aangemeld voor de ‘Drie Landentocht’, welke op 24 Juni j.l. plaats had, en stellig één der mooiste autoreizen is geworden, die door onze afdeling werden ingericht.
Het eerste gedeelte van de reis liep over Leuven, Diest en Hasselt naar het Limburgse mijngebied Genk-Winterslag-Waterschei, waar de nieuwe nijverheid de aanblik van de vroeger zeer arme en dun bevolkte streek grondig heeft gewijzigd, en thans overal, naast de mijnbouwinstallaties, ook nette en modern ingerichte arbeiderswoningen worden aangetroffen.
Nadat de secretaris, die de tocht leidde, met enkele woorden de aandacht der medereizenden had gevestigd op de betekenis, voor Limburgs toekamst, van de snelle ontwikkeling der steenkolenindustrie, ging het door het heerlijke Kampische landschap verder over As en Lanklaar, naar Stokkem a/d Maas, waar het overzetten van de zware toerauto op een ouderwetse, smalle pont niet van een leien dakje ging.
Aan de overkant, op Nederlands gebied, waren de douaneformaliteiten spoedig vervuld, en nu was het nog maar een kort ritje tot Sittard, waar even tijd werd gelaten om de benen te strekken en een verfrissing te gebruiken.
Even ten Zuiden van deze plaats zagen wij reeds de eerste schoorstenen en schachttorens van het Nederlandse mijnbouwgebied opdagen, en het trof onze reisgenoten, bij het doorrijden van Amstenrade, Heerlerheide, Heerlen en andere nijverheidsgemeenten, dat alles, ook binnen en rond de eigenlijke mijnen en fabrieken, er zo ordelijk en goed onderhouden uitzag.
Een eerste poging om de Duitse grens langs de baan Heerlen-Aken te overschrijden, mislukte, daar de weg, voorbij het Nederlandse douanekantoor, niet meer voor het autoverkeer in gebruik bleek te zijn. Er moest derhalve omgereden worden naar Vaals, gelukkig door een énig mooi landschap, zodat de deelnemers zich over deze tegenvaller eigenlijk niet te beklagen hadden.
Het douaneonderzoek duurde heel wat langer dan redelijkerwijze mocht verwacht worden, door de schuld van een verstrooide chauffeur, die een andermans reispas op zak had gestoken, hetgeen ons een hoop moeilijkheden berokkene alvorens de slagboom naar omhoog ging en de reis naar het naburige Aken kon worden voortgezet.
Ofschoon de oude Keizerstad vrij zwaar door het oorlogsgeweld werd getroffen, loont zij nog steeds de moeite van een bezoek. Het prachtige Gothische Raadhuis, uit de XIVe eeuw, is immers bijna volledig hersteld, terwijl de ‘Granusturm’, weliswaar van zijn sierlijke spits beroofd, overeind is blijven staan, en de oude ‘Postwagen’ (thans een spijshuis) met de tijdens de oorlog in veiligheid gebrachte materialen, werd herbouwd.
Doch het merkwaardigste bouwwerk van Karel de Grote's geliefkoosde residentie blijft toch de kathedraal, waar niet minder dan 37 Duitse keizers werden gekroond. Indrukwekkend vooral is de oude, achthoekige koepelbouw, gedragen door een dubbele zuilenrij in marmer en graniet, waar zich op de bovengalerij de beroemde Kroningsstoel bevindt. Jammer genoeg moest het bezoek van onze groep, wegens het gevorderde uur, enigszins worden bekort, maar toch bleef er voldoende tijd over om de prachtige, thans teruggeplaatste glasramen in het hoogkoor, en een gedeelte der tentoongestelde kerkschatten (rijke relikwieschrijnen, de gouden kansel geschonken door Keizer Hendrik II, en talrijke voorwerpen van de eredienst, gedreven in kostbaar metaal, opgesmukt met allerlei edelgesteenten) in ogenschouw te nemen.
Nadat op het overeengekomen uur de deelnemers hun plaatsen in de toerauto opnieuw hadden ingenomen, ging de tocht verder over Kornelimünster, Rötgen en Conzen, naar het buitengewoon schilderachtig gelegen Monschau, in een eng dal, waar de kleine, klaterende Roerrivier zich een weg baant door twee steile, tegenover elkaar liggende rotswanden, en enkele mooie patriciërshuizen, zoals het ‘Rote Haus’, nog getuigen van de welstand, die het thans door toeristen druk bezochte stadje aan de eenmaal bloeiende lakenweverij, hier ingevoerd door Vlaamse kooplieden, te danken had. Hier werd natuurlijk halt gehouden en kregen de leden van ons gezelschap gelegenheid door de enge straten te kuieren, enkele mooie huisgevels te bewonderen of zich te laten bekoren door de grillige buitelingen van het water langs de verweerde achtergevels der oude, gemoedelijk aandoende woonhuizen.
Met spijt zegden alle tochtgenoten dit plaatsje, doordrongen van oude romantiek, vaarwel, doch de tijd staat niet stil en het