Emigratie
Wat wij voor de emigranten doen, moet uitvoerbaar zijn
Op 6 Mei jl. hield de Minister van Sociale Zaken, Mr A.M. Joekes een radiorede, waarvan wij gaarne woordelijk enkele delen overnemen, omdat zij het wezen der emigratie in grote trekken belicht. De Minister zei onder meer:
Wie zijn gedachten laat gaan over de betekenis van de emigratie, raakt al spoedig onder de indruk van de problemen, die hierbij betrokken zijn. Enkele daarvan wil ik thans aanroeren.
Onze emigranten vormen geen marscherend leger, waarvan de soldaten in hetzelfde tenue gekleed en op dezelfde wijze uitgerust zijn, en wier wegen door anderen uitgedacht, door bevelen en aanwijzingen - die zij hebben te volgen - uitgestippeld worden. Integendeel. Er is geen groter verschil denkbaar dan tussen een bataljon soldaten op mars en, laat ik zeggen, een veertienhonderd emigranten, die op schepen als de ‘Sibajak’, de ‘Johan van Oldenbarnevelt’, de ‘Volendam’ en andere, dan wel in groepen van vijftig of zestig per vliegtuig naar hun nieuwe vaderland reizen.
Zij hebben allen hun eigen, persoonlijke overwegingen, waarop zij tot emigratie besloten, ongeacht of zij jonge ongehuwde mannen en vrouwen, jonggehuwden, dan wel ouders van gezinnen met opgroeiende kinderen zijn. De overwegingen, welke daarbij een rol spelen, zijn van verschillende aard. Zij kunnen verband houden met de bestaande en te verwachten werkgelegenheid in ons dichtbevolkte land, met de toekomstmogelijkheden voor zich en voor hun kinderen, met verwachtingen omtrent de ontwikkeling van de internationale toestand en met vele andere factoren.
Het staat aan iedere Nederlander vrij tot de emigratie te besluiten, en, zo hij door de Regering van het land zijner keuze aanvaard wordt en de reis kan bekostigen, kan en mag bij gaan. Voor degenen, voor wie er in ons land geen voldoende werkgelegenheid is en die niet bij machte zijn de overtochtskosten te betalen, kan van Rijkswege een bijdrage daarin worden verleend. Dit neemt niet weg, dat zij die een dergelijke subsidie ontvangen, evenals alle andere emigranten, na ernstig beraad, een zeer diep in hun persoonlijk leven en in dat hunner kinderen ingrijpende beslissing hebben te nemen, voor welke beslissing zij, en niemand anders, verantwoordelijkheid dragen.
Ik stel deze persoonlijke verantwoordelijkheid op de voorgrond, omdat hierin - wat de emigrant betreft - de grondslag gevonden wordt van de, naar karakter en wezen, Nederlandse emigratie. Ik zei reeds, dat de emigranten hun beslissing na rijp beraad hebben te nemen. Dit beraad, van ieder, die emigratie in overweging heeft, is van het allergrootste belang. Een aantal factoren zijn voor het welslagen van beslissende betekenis. Wie deze uit het oog zou verliezen, kan, of liever moet veel teleurstelling verwachten. Daarom is het goed anderen, die weten wat emigratie met zich medebrengt, die ervaring bezitten, in het vooroverleg te betrekken. Zij zullen wellicht vele illusies wegnemen, doch het is beter te weten, dat men harde tijden, jaren wellicht tegemoet gaat, dat grote geestkracht onmisbaar is om de overgang naar geheel andere sociale omstandigheden en de andere moeilijkheden te verwerken, welke onverbrekelijk aan emigratie verbonden zijn.
Als eenmaal de beslissing genomen is, dan behoort een grondige voorbereiding plaats te hebben. Men gaat een toekomst tegemoet te midden van een ander volk met een andere taal, in een land met andere maatschappelijke verhoudingen, dan wij hier kennen. Door trouw te blijven aan de geestelijke en zedelijke normen, welke hier als richtsnoer gelden, kan de emigrant een waardevolle bijdrage leveren aan het volk, waarvan hij het lot gaat delen en zodoende de goede naam bevestilten, die de Nederlandse emigranten zich in andere landen hebben verworven.
Voorts zal de emigrant zich in de taal van het land zijner keuze moeten bekwamen, want wie in een vreemd land verblijft zonder de taal te kennen, is in zekere zin doof en als het ware met stomheid geslagen; hij staat buiten het gemeenschapsleven en voelt zich eenzaam en verlaten.
De kostwinners zullen zich dienen voor te bereiden op de arbeidsomstandigheden en de werkmethoden van het emigratieland; en de huisvrouw .... van háár hangt het welslagen in de eerste plaats af. Zij zal een stuwende en samenbindende kracht, de ruggesteun van het gezin moeten zijn en het gezin door de dieptepunten moeten heen helpen. Is dat het geval, dan is het welslagen van de emigratie vrijwel verzekerd.
Diegenen onder U, die binnenkort naar een nieuw land vertrekken, wens ik goede reis en behouden overtocht. Het ga U allen wel in het nieuwe vaderland, maar vergeet Uw stamland niet en draagt er toe bij, de naam van dit lage land aan zee hoog te houden.
Deze gedachtengang komt vrijwel overeen met de mening van de Commissaris voor de Emigratie, de heer Mr Ir B.W. Haveman, zoals deze werd kenbaar gemaakt tijdens een onderhoud met onze directeur.
Drie punten komen hierbij naar voren en wel ten eerste, dat de beweegredenen, welke de emigrant nopen uit te wijken zeer uiteenlopen, ten tweede het feit, dat de emigrant zich zo spoedig mogelijk aan de nieuwe omgeving dient aan te passen en ten derde - en dat is voor ons zeer belangrijk - dat de regering wel degelijk vindt, dat er een zekere band moeten blijven bestaan tussen hem en het moederland. De Heer Havenvan vindt dit zelfs van grote betekenis, want daardoor ontstaan in het emigratieland langzamerhand ontvangstcentra, samengesteld uit Nederlandse emigranten, die de moeilijkheden, welke het land biedt, te boven zijn gekomen en de nieuweling dus met raad en daad ter zijde kunnen staan.
In geen geval laat de regering die mensen dus aan hun lot over. Er zijn bv. in Australië reeds Nederlandse ambtenaren, die de moeilijkheden, welke de emigranten ondervinden, ter plaatse bestuderen en trachten te ondervangen. Ook wordt veel steun ondervonden van geestelijke leiders, die door de kerkgenootschappen worden of zijn uitgezonden. Opgemerkt zij hier, dat enkelen hunner ook lid van het A.N.V. zijn, zodat ons contact daar niet ontbreekt.
Bij alles wat voor hen wordt gedaan moeten wij niet uit het oog verliezen, dat de emigranten zich zo spoedig mogelijk de gewoonten van het andere land eigen moeten maken en als gelijkgerechtigde burgers in de nieuwe volksgemeenschap moeten worden opgenomen. Hetgeen dus voor hen gedaan wordt moet aangepast zijn aan de toestanden, overeenkomstig de wensen van de emigranten en aangepast aan de mogelijkheid.
In dit verband mogen wij wijzen op het voorstel van een onzer lezers om Nederlandse leerkrachten te doen uitzenden, waarop door ons lid Dr. J. Smit te Melbourne is gereageerd. Deze brief is overgenomen in de rubriek ‘Stemmen onzer lezers’, voorkomende in het Juninummer van Neerlandia. Daaruit blijkt, dat dat voorstel niet voor verwezenlijking vatbaar is, omdat van die leerkrachten geen practisch nut verwacht kan worden.
Wat wij wel moeten doen is, zorgen, dat de emigranten eerbied voor het vaderland blijven behouden. Daardoor zullen zij, als zij later zijn ingeburgerd en alles eens rustig kunnen overdenken, terugdenken aan het land van regen en mist, waar eens hun wieg stond. Pas dan zullen zij in staat zijn hun diepste gevoelens in daden om te zetten en dan zal blijken, dat die mensen, die weten wat werken betekent en die beslissingen kun- | |