Neerlandia. Jaargang 55
(1951)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdLeestafelVlaamse Beweging en Vlaams Nationalisme, door Mr. Frans van der Elst.Deze brochure van tachtig bladzijden, geschreven door een Brussels advocaat, werd voor de ‘Vereniging voor VlaamsNationale Actie’ te Brussel in 1950 uitgegeven door ‘Uitgaven Luctor N.V., Antwerpen’. Bij de behandeling der Vlaamse Beweging van 1830-1914 wordt deze onderverdeeld in ‘Vlaamse gedachte’ en ‘Vlaamse strijd’. De Vlaamse gedachte na 1830 is duidelijk onder woorden gebracht door de vader der Vlaamse Beweging Jan Frans Willems: ‘Er zijn twee soorten van nationaliteiten, een nationaliteit van afkomst en een politieke nationaliteit. Volgens de eerste zijn wij Nederlanders of Nederduytschers; volgens de tweede hebben wij een afzonderlijk staatsbestaan en heeten wij ons Belgen’. Na Blommaert, Prudens van Duyse en Ledeganck geeft Snellaert in 1849 op het eerste Nederlandse congres het duidelijkst de Vlaamse gedachte weer: ‘Er is een volkseenheid en een staatseenheid. De laatste is het werk der mensen, de eerste is het werk van God’. In de jaren zestig streed de grote Vlaamse liberaal Julius Vuylsteke er tegen, ‘dat Vlaanderen dat zich in vroeger eeuwen zo roemvol van zijn taak wist te kwijten, nu in deze eeuw van vrijheid en nationaliteit zonder strijd zal gestorven zijn’. Toen in 1883 Hendrik Conscience begraven werd, wees Pol de Mont er op, ‘in hoeveel duizenden herten hij het nationaal bewustzijn, het sluimerend gevoel onzer eigen waarde als afzonderlijke stam en als volk door zijn tal- | |
[pagina 9]
| |
rijke scheppingen heeft doen ontwaken’. Tot nu toe was het algemeen Nederlands element der Vlaamse beweging bepaald door de intellectuelen van de z.g. Gentse groep, doch thans kwam de West-Vlaamse, enigszins particularistische invloed naar boven, onder leiding van Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach. Zij verwachtten niets van taalwetgeving, z.g. taalflamingantisme, voor de herleving van een volk in al zijn uitingen van het maatschappelijk leven. Rodenbachs ideaal was de gewapende bevrijding van Vlaanderen uit de Belgische ontrechting door jonge mannen, bezield met de idealen van de Duitse Burschenschaften na 1815. Tegen 1900 vloeien de richtingen van Willems en Rodenbach samen in die van August Vermeylen met zijn ‘Kritiek der Vlaamsche Beweging’ (1895), waarin hij de flaminganten voorhoudt, dat zij ‘minstens de vervanging moeten eischen van de unitaire Belgische Staat door een statenbond’. Zijn groot-Nederlands ideaal werd dichterlijk verheerlijkt door Prosper van Langendonck. In 1909 verklaart Lodewijk Dosfel, wanneer hij voor het Algemeen Nederlandsch Verbond de slag der Gulden Sporen herdenkt, dat 11 Juli 1302 de nationale feestdag is voor het hele Nederlandse volk, doch dat de Vlamingen de Belgische nationale feestdag van 21 Juli onmogelijk kunnen vieren. Tegen 1914 was het A.N.V. in België voorstander van staatkundige onafhankelijkheid voor Vlaanderen, constateert Van der Elst. Daarna behandelt hij het Vlaamsch Nationale Front en het activisme in het tijdvak van 1914 tot 1940, welke laatste beweging, afgezien van extreme elementen, voorstandster was van ‘een vrij Vlaanderen in een vrij en onafhankelijk België’, waarvan vooral Dosfel de apostel werd. Maar wanneer in 1940 België andermaal door Duitsland overrompeld wordt, is er slechts heel weinig ten voordele van de Vlamingen veranderd: door tegenwerking der Walen was er voor de Vlamingen geen bevredigende uitvoering gegeven aan de taalwetgeving in bestuur, leger en gerecht, terwijl het Vlaamse volkslichaam onder Waalse overheersing ‘afrotte’ in Brussel, Limburg en de Kongo. Het streven naar federale hervorming van de unitaire Belgische staat vond heel veel aanhang, tot uiting komend in de bedevaarten naar de Yzer. ‘De Vlaamse nationalisten, die de weg naar de collaboratiepolitiek insloegen tijdens de laatste oorlog, werden dan ook in hoofdzaak gedreven door eigen, Vlaamse, motieven. De ontgoocheling en de ontmoediging wogen zwaar; men ging ontgoocheld een nieuwe oorlog in, men moest aan de verleiding weerstaan en trouw blijven aan een staat en een regering die nog steeds vreemd en vijandig stonden tegenover de diepste verzuchtingen van het Vlaams nationalisme’. Volgens Van der Elst was en bleef in het Vlaams Nationaal Verbond van Staf de Clercq de Vlaamse strijd hoofdzaak, terwijl op politiek en sociaal terrein de gedachten van Mussolini en Maurras bijkomstig waren, in tegenstelling b.v. tot bij Joris van Severen, de leider van het Verdinaso. Gaarne had ik dit punt, alsmede het gedrag der Vlamingen onder de bezetting, nader uitgewerkt gezien, daar tengevolge van de Duitse overweldiging van Nederland en België de isolatie der twee landen vrijwel volkomen werd, waardoor wij in Noord-Nederland feitelijk niets weten van de Vlaamse staatkundige stromingen in de jaren 1940-1944 en van de ‘repressie’ der Vlaamse beweging, die sinds de bevrijding van België in September 1944 inzette, tegelijk met de ‘epuratie’ (zuivering). En wel met zo'n kracht, dat de Vlaamse Beweging voorlopig lam geslagen werd door een algemeen anti-Vlaamse aanval. De Vlamingen werden zoveel mogelijk uit het openbaar bestuur verdrongen, de taalwetten vertrapt, de fransquillons kraaiden victorie, hoewel de Christelijke Volkspartij ruim twee derden van haar aanhang in Vlaanderen had, doch niet over een positief Vlaams programma beschikte. Nog in 1946 werd door vijanden van de bedevaarten de Ysertoren vernield. Eerst in 1947 komen het Willemsfonds en het Vermeylenfonds in verzet. Prof. Blanequaert volgt, doch in zijn brochure van 1948, ‘De Vlaamse Beweging weer van wal’, verwerpt hij iedere Groot-Nederlandse staatkunde. Ook Max Lamberty toont zich een vooroorlogs Vlaams Belgicist. Van der Elst daarentegen verkondigt het standpunt, dat Vlaanderen strijden moet voor de verovering van een eigen staat en staatsidee. Zijn brochure geeft in vogelvlucht een aantal standpunten weer, waarvan we sommige uitvoerig uiteengezet vinden bij Leo Picard: Geschiedenis der Vlaamsche en Groot-Nederlandsche beweging (I, 1937). Het ligt niet op de weg van het A.N.V. om partij te kiezen in de Vlaamse Beweging. Doch als uiting van een na de oorlog herlevend Nederlands bewustzijn in Zuid-Nederland, meenden wij de aandacht op dit van belezenheid getuigend geschrift te moeten vestigen. J. ST. | |
Wij ontvingen nr 3 van de 2de jaargang van het maandblad ‘De Vendeljongen’.
| |
Werkboek bij ‘Epiek en Lyriek’ door W.C.M.E. van Leeuwen en F.G.A. Stemvers. Uitg. J.B. Wolters, Groningen-Djakarta. Prijs 95 cent.Over het algemeen houden wij niet van een ‘werkboek’. Het bindt de lesgever te veel. Van dit werkboek kunnen wij echter niets dan goeds zeggen. Het biedt de leraar voldoende gelegenheid om meer of minder te geven, naar eigen believen en geeft hem voldoende armslag om zichzelf te blijven bij zijn onderwijs. Wij hebben het geheel doorgelezen. Aanmerkingen hebben wij niet. Het boek is een ware goudmijn en stelt de leerling in staat om ook zelf te werken. Op blz. 56 zouden wij bij aantekening 46 gaarne de herkomst van ‘van de schouderen opwaarts’ vermeld hebben gezien. De uitdrukking is letterlijk overgenomen uit 1 Sam. 9:2. Daar wordt van Saul medegedeeld, dat hij ‘van zijn schouderen en opwaarts’ hoger was dan al het volk’. Onze jeugd mag heus wel weten hoe groot de invloed van de Bijbel op onze taal is geweest. E.H.B. | |
Een paar benen door Monica Dickens, uitg. De Muidertoren, Amsterdam. prijs 3,70 gld.De boekenclub De Muidertoren verzorgt de verspreiding van waardevolle boeken tegen een prijs, die in deze tijd zeker niet te hoog is. De mogelijkheid bestaat, zoals bij soortgelijke manier van uitgeven, dat niet alle boeken op eenzelfde peil staan. Er is verschil van smaak en daaraan willen de uitgevers zoveel mogelijk voldoen. Monica Dickens draagt een historische naam. Haar overgrootvader, de schrijver van o.a. Oliver Twist is de schepper van de sociale roman. Monica Dickens toont in haar boek ‘One Pair of Feet’, dat thans in vertaling voor ons ligt, enige eigenschappen, die sterk aan Charles Dickens herinneren. Zij beeldt hierin uit het leven van een verpleegster in één der grote ziekenhuizen. Wie het boek leest, herkent de typen, die er in worden beschreven; en wie over deze nuttige vrouwen veel hoort, doordat hij zelf een dochter heeft, die verpleegster is, leest dit met dubbele belangstelling. Wij bewonderen de veelal rake uitbeelding. Natuurlijk is de tekening soms wat te veel ‘wit-zwart’, maar juist daardoor komen de personen in hun (haar) eigenaardigheid scherper uit. Humor is zulk een kostelijke gave. Daarover beschikt Monica Dickens ongetwijfeld en dit maakt haar boek tot goede ontspanningslectuur, die tevens voldoende gelegenheid geeft tot scherping van de geest. E.H.B. | |
Guy de Maupassant: ‘Boulevard en Campagne’ Uitg. Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam; geb. 2,25 gld.Dit boek is door J.A. van Praag goed vertaald, dat staat alvast als een paal boven water. Thans blijft de vraag, of dit boek de moeite van het vertalen waard is geweest. En daarop geven wij een volstrekt bevestigend-antwoord. De Maupassant is een meester in het schrijven van het ‘korte verhaal’. En hij slaagt er steeds in, het leven uit te beelden in zijn tragiek en ..... in zijn verheven ernst. Dat kan, omdat in hem is de kostelijke humor, die de vreugde en het leed in één ziet en kan verbeelden. Wie bijv. de schets ‘Molletje’ leest, wij noemen er maar een, zou zich kunnen verbijten over de eigengerechtigheid van de mens, die met zijn verwrongen egoïsme het leven van de naaste | |
[pagina 10]
| |
vergalt. Maar laat hij het niet doen. De Maupassant haalt hem uit de sfeer der wraak en voert hem in die der goedheid en der liefde en verheft ons daardoor boven de eenzijdigheid, die ons veelal parten speelt. Wie deze schetsen leest - wij noemen nog ‘De juwelen’, ‘Dat zwijn van een Morin’, ‘De stoelenmatter’ - komt onder de indruk van de liefde, die De Maupassant moet hebben gevoeld voor de mens, die hij steeds weer heeft gezien in zijn innerlijke tegenstrijdigheid, waarin goed en kwaad in eindeloze worsteling om de voorrang kampen. In dit boekje betrapt de schrijver U; of liever hij verrast het leven in ons in zijn betrekkelijkheid, die zou kunnen dwingen bitter te worden, maar ons steeds weer brengt tot een begrijpende glimlach. Wij hebben van deze verhalen genoten. E.H.B | |
De blauwe vogel, door Joseph Wechsberg, uitg. H.P. Leopolds Uitgeversmij N.V., Den Haag; prijs geb. 5,90 gld.Dit Amerikaanse boek, onder de titel: Looking for a Bluebird, dat goed vertaald is door J.W. Hofstra en verlucht me: tekeningen door F. Strobel, die de geestigste ogenblikken door zijn tekenstift heeft uitgébeeld, behoort tot de goede ontspanningslectuur. Wie het op 'n regenachtige namiddag in de lente bij een gezellig brandende haard begint te lezen, leest door tot hij het dichtslaat met een ‘'t is uit’. Dan vergeet hij regen en wind en herinnert zich deze weer als hij een blik uit het raam werpt. Hij heeft evenwel een paar uren gehad, waarin de kostelijke en ongevaarlijke humor hem meer dan eens heeft laten lachen. Ik wed zelfs, dat hij enige bewondering heeft gekregen voor die onverstoorbare Schostal, de chef van de ‘claque’ in de Staatsopera in Weenen, die reputaties maakt en ..... breekt naar believen. Humor is 'n kostelijke gave. Wij, Nederlanders hebben die wel eens wat te weinig. Hier zouden een paar dichtregels: ‘I'm a little Blackbird looking for a Bluebird’ nu eenmaal niet kunnen ontstaan, zelfs niet in de lente, die we overigens ook maar weinig hebben. E.H.B. | |
Charlotte's grote reis, door Johan Fabricius, 5de druk. Uitg. H.P. Leopolds Uitgeversmij N.V., Den Haag; prijs geb. 6,50 gld.Fabricius is in onze literatuur wel een van de beste vertellers. Hij verstaat de kunst een betrekkelijk eenvoudig gegeven uit te werken tot een verhaal, dat van het begin tot het eind de aandacht gespannen houdt en ons boeit. Bovendien doet hij dat in een taal, die zuiver is en die nergens haar toevlucht neemt tot een woordkunst, die voor de gemiddelde lezer onnatuurlijk zou zijn. Hij gebruikt geen extra kunstmiddelen maar schrijft eenvoudig Nederlands. Charlotte, of voluit Charlotte Clarenbeek, is een onderwijzeres, die door een uitputtende arbeid wat uit het lood is geslagen en nu door een zeereisje op 'n vrachtboot weer tot rust en evenwicht wil komen. Haar leven temidden van de zeelui, die haar in hun kring opnemen is, vooral door de tegenstellingen die hier aan de dag treden, kostelijk beschreven. Natuurlijk ook in deze roman speelt de liefde haar eeuwig spel en ze doet het hier althans zuiver en goed. Ik heb dit boek, - dat thans in zijn 5de druk weer op de markt komt, - voor de derde maal gelezen en met groot genoegen. Het is een natuurlijk boek. De lezing daarvan is eens een verademing tussen die van vele andere, die in hun naargeestig pessimisme de menselijke geest neerdrukken in somberheid. E.H.B. | |
De Papoea cultuurimprovisator door Dr G.J. Held, uitg. N.V. Uitgeverij W. van Hoeve, 's-Gravenhage-Bandoeng 1951; prijs geb. 12,50 gld.De schrijver heeft met zijn vrouw een groot deel van het oostelijk gedeelte van de ‘Indische’ Archipel bereisd en onder de Papoea's verkeerd. Daardoor wint het boek aan waarde. Het is niet alleen het gevolg van ernstige studie, waarvan de tekst blijk geeft; maar ook van onmiddellijke, eigen aanschouwing. In acht hoofdstukken bespreekt de schrijver de stof en wie het boek doorleest krijgt, voorzover het hier mogelijk is, een duidelijk beeld van land en volk. Het boek is gedrukt op uitstekend papier en verlucht met vele fraaie en ook nieuwe foto's. Ik kan het zeer aanbevelen. 'n Paar, wat on-Nederlandse uitdrukkingen, als de ‘Groter-Nieuw-Guinea gedachte’ op blz. 17 hadden niet mogen voorkomen. E.H.B. | |
De erfgenaam uit Amerika door Mark Twain. Uitg. Wereld-Bibliotheek.In onze tijd kunnen we wel eens wat humor gebruiken. Wie daarbij tevens geen bezwaar heeft om zich die humor te laten aanbieden in een wat oudere literatuurvorm, dan wij thans gewoon zijn, kan bij Samuel Langhome Clemens (1835-1910; schuilnaam Mark Twain) terecht. 'n Vorig geslacht is opgegroeid bij de ‘Adventures of Tom Sawyer’ en zelfs voor onze generatie zou het geen kwaad kunnen, wanneer zij tussen de existentialistische lectuur ook nog eens wilde lachen om de kostelijke dwaasheid, die in bovenstaand boekje op een goede manier wordt verteld. E.H.B. | |
Zweeds voor de toerist, door prof. Dr George Meir, met een woord vooraf en een woordenlijst bezorgd door Dr Alex Bolckmans. Uitg. Vlaamse Toeristenbond St Jacobsmarkt 45, Antwerpen. Prijs 55 fr., voor leden V.T.B. en V.A.B. 49 fr.Dit is een pleizierig boekje. Het werd in zijn oorspronkelijke vorm geschreven door prof. Dr Meir, die als kenner der Skandinavische talen ook buiten zijn vaderland bekend is, maar die helaas, bij de beschieting van Antwerpen in 1944 de dood heeft gevonden. Dr Bolckmans en de heer Johan van Dijck hebben zijn arbeid nog eens grondig nagezien. De spraakkunst wordt, zij het eenvoudig, toch voor een bezoeker van Zweden vrij volledig behandeld. Wij zouden willen zeggen: het zou wat luchtiger kunnen. Het is te degelijk en voor wie niet gewoon is om talen te bestuderen, te veel herinnerend aan de studeerkamer. Vanzelfsprekend geven wij toe, dat de Zweedse spraakkunst enige moeilijkheden heeft, die men in het Nederlands niet in die mate heeft. Wij denken o.a. aan de umlaut en het onderscheid tussen supinum en verleden deelwoord en de declinaties bij de naamwoorden, Maar goed, er had wel iets afgekund. Zo ook van de hoeveelheid woorden, die moeten worden geleerd. In dat opzicht moesten de bewerkers eens in de leer gaan bij de heren Brotherhood en De Maar, wier boekje voor emigranten wij boven bespraken. Toch is dit slechts een welwillende opmerking voor een mogelijke volgende druk. Wie het boekje ernstig bestudeert, zal iets voelen van de schoonheid der Zweedse taal en het zangerige dat o.a. ligt in het Zweedse volkslied, waarvan we een strofe laten afdrukken: | |
‘Du gamla, du fria.’Du gamla,Ga naar voetnoot1) du fria, du fjallhOgaGa naar voetnoot2) Nord,
du tystaGa naar voetnoot3), du glädjerikaGa naar voetnoot4) sköna!
din sol, din himmel, diva an derGa naar voetnoot8) gröna!
Onder bovengenoemd voorbehoud van een iets te veel, bevelen wij dit boekje gaarne aan. E.H.B. | |
Voorloper van Engels voor emigranten door James Brotherhood en Dr H.G. de Maar. Uitg. P. Noordhoff N.V., Groningen-Djakarta. Prijs 1.75 gld.Enige tijd geleden bespraken wij het grote boek van Dr De Maar: Engels voor Emigranten. Hiervan is de oplaag van de 6de druk reeds bijna geheel uitverkocht. 'n Bewijs, hoezeer dit deugdelijke werk gevraagd en gewaardeerd wordt. Het boekje, dat thans voor ons ligt is nog eenvoudiger, zodat | |
[pagina 11]
| |
zelfs iemand, die niet gewoon is ‘iets in te prenten’, dit voor zijn genoegen zal verwerken. In totaal worden ongeveer 600 woorden gebruikt, waarvan bij het begin reeds 350 door ieder gekend worden, omdat ze zowel in het Engels als in het Nederlands worden gebezigd, of omdat spelling en betekenis in beide talen gelijk zijn. De zinnen zijn, gelukkig, eenvoudig en practisch gehouden, terwijl leesstukjes zijn opgenomen over het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Londen, zodat de mogelijkheid er is om als emigranten onder elkaar te kunnen spreken over de landen en streken, waar zij hun toekomst willen zoeken. Een zeldzaam voorbeeld van een prachtig stukje didactiek. E.H.B. | |
De Geuzenpenning, Munt- en penningkundig nieuws; abonn. prijs voor niet-leden van het Kon. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde en van de Vereeniging voor Penningkunst 2 gld. 's jaars.Dit tijdschrift is het middel tot uitwisseling van gedachten tussen allen, die de munt- en penningkunde, of de numismatiek beoefenen. Het verschijnt om de drie maanden. Redactie-secretaris is J. Schulman, Keizersgracht 448, Amsterdam-C. Het tijdschrift lijkt mij voor deze inderdaad belangrijke wetenschap wel zeer noodzakelijk. Ik heb het artikel van Dr A.N. Zadoks-Josephus Jitta met genoegen gelezen. Het geeft een terreinverkenning, die voor mij, en ik meen voor vele niet ingewijden, belangrijk is. Over de zuiverheid in het gebruik van de taal ben ik niet zo goed te spreken. Die laat op meer dan één plaats veel te wensen over. Enkele voorbeelden mogen ten bewijze dienen. Wat zegt men b.v. van deze beeldspraak, als een schrijver beweert, ‘dat rekenpenningbusjes een van de interessantste stenen zijn, waarmee de zijwegen der numismatiek zijn geplaveid’. (blz. 17)? Of die uit een vergaderingverslag: ‘het aantal afzeggingen is gering, merkwaardigerwijze alleen van leden, die steeds zeer traag hun contributie betaalden.’ Had de secretaris misschien iets anders verwacht, dat hij dit merkwaardig vindt? Iemand verklaart ‘niet altijd eens te zijn met de ontwerpen der uitgegeven penningen’. Hier is iets vergeten, 'n simpel woordeke maar, toch is de zin daardoor geen Nederlands. 'n Ander deelt mee ‘dat dit jaar een gietpenning van 80 à 85 mm zal worden uitgegeven met het portret van Dr W. Drees van de hand van de beeldhouwer A. Termote.’ Aardig voor Drees; maar ik vermoed, dat toch wel de gietpenning uit 's beeldhouwers hand zal komen. ‘Ook wordt het plan besproken de nieuw uitgekomen penningen in het blad te bespreken.’ Wat 'n besprekingen! De heer X. (namen noemen we niet) zal ‘maatregelen voor een betere verpakking beramen’. En om nu maar te eindigen: 'n zeer bekend bouwmeester vraagt, ‘hoe de tentoonstelling te Rotterdam is gegaan.’ Met dit ruikertje disteltjes wil ik volstaan. Misschien dat de redacteur of de corrector voortaan ook enige zorg wil wijden aan de zuiverheid van taal en stijl. Overigens aanbevolen. E.H.B. |
|