Het 19de Vlaamse Filologencongres
Dit Congres, dat van 27 tot 29 Maart j.l. werd gehouden, heeft het bewijs geleverd, dat de Groot-Nederlandse gedachte in de geesten en harten van menig geleerde werkelijk ‘leeft’. Van de ongeveer 550 deelnemers waren ruim 150 Noord-Nederlanders. Het was ongetwijfeld gedeeltelijk te danken aan het feit, dat voor het eerst Brussel gekozen was als zetel van het Congres. Over twee jaar zal het Congres te Antwerpen gehouden worden en ondertussen zal in 1952 een Filologencongres te Utrecht plaats hebben.
De vergaderingen der elf secties van het Congres werden gehouden in de zalen van de ‘Cité Universitaire’; de plechtige algemene samenkomsten in het ‘Paleis der Academiën’.
De ontvangst op het Stadhuis, dat op de oude Vlaamse, schitterende Grote Markt prijkt, was correct. Namens het College van Burgemeester en Schepenen (Wethouders) werden de congresleden verwelkomd door schepen De Rons, in een geestige en in goed Nederlands uitgesproken rede, waarop Prof. Wagenvoort (Utrecht) niet minder geestig uit naam van de Noord-Nederlandse deelnemers antwoordde.
Op het feestmaal, dat het Congres besloot, vierde de welsprekendheid hoogtij. Daar sprak, namens de Noord-Nederlanders, prof. Van Haeringen (Utrecht), die, zoals hij zeide, ‘een standpunt zocht’, en...... ten slotte een steunpunt vond, aanleunend tegen een zuil. Geestig citeerde hij uit Vondel, als protest tegen de ietwat afbrekende rede van prof. De Smaele over onze grote dichter.
Het is hier niet de plaats om de wetenschappelijke voordrachten samen te vatten, die in de Secties (Klassieke filologie, Nederlandse taalkunde, Germaanse Filologie, Romaanse Filologie, Oosterse Filologie, Litteratuurstudie, Geschiedenis, Volkskunde, Ethnologie en Wijsbegeerte) soms tot levendige debatten aanleiding gaven.
Merkwaardig waren de openingsrede van de voorzitter van het congres, prof. Dr A. van Loey over ‘De tweetaligheid’ en de slotrede van de voorzitter van de commissie van ontvangst, prof. Dr P. de Smaele over ‘De Nederlandse letterkunde op de Europese weegschaal’. Beide hoogleraren doceren aan de Vrije Universiteit te Brussel.
De ‘tweetalige’, aldus prof. Van Loey, ‘leeft in twee talen, maar beschouwt een van beide toch als zijn hoofdtaal. De Vlaamse gewestspraken verkeren in een minderwaardige toestand tegenover de Franse cultuurtaal. De invloed van het Frans op het Vlaams is veel groter dan die van het Vlaams op het Frans en het Waals. Van beide wederkerige invloeden gaf spreker enige treffende voorbeelden.
Het Belgisch-Franse werkwoord ‘dracher’ (hard regenen) zou, volgens prof. Van Loey, een verbastering zijn van het Vlaamse werkwoord ‘dretsen’ (spatten).
Kritisch werd naar de slotrede van prof. De Smaele