Peter Benoit de schepper geweest zijn van de Vlaamse muziek. Dit is niet juist, want reeds in de XVIde en XVIIde eeuw hebben Vlaamse musici in de school der Nederlandse contrapuntisten een waardige plaats bekleed, en Benoit was in feite slechts een baanbrekende figuur in de rij der Vlaamse toondichters, die elkander sedertdien hebben opgevolgd en aldus de continuïteit van de muzikale schepping in de Zuidelijke Nederlanden hebben verzekerd, met uitzondering van een kleine terugval in de eerste jaren der 19de eeuw.
Benoit heeft zijn plaats in de geschiedenis van de muziek zelf bepaald. Zijn grootste verdienste is wel geweest dat hij het volk opnieuw heeft leren zingen.
Dr August Corbet schetste dan in korte trekken de levensloop van de Meester, verhaalde ons hoe die in zijn jeugdjaren als zoon uit een weinig bemiddeld gezin met grote materiële zorgen te kampen had, hoe hij door de orgelist van Desselgem voor het eerst in de geheimen van de muziekkunst werd ingewijd, en op 17-jarige leeftijd ging studeren aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel, waar hij in 1857 de Rome-prijs voor Compositie verwierf, die hem in staat stelde om een studiereis naar het buitenland te ondernemen. Op aanraden van zijn leraar Frans Jozef Fetis, een alzijdig en sterk ontwikkeld man, begaf hij zich naar Duitsland, waar op muzikaal gebied heel wat te beleven viel, waar Richard Wagner, de rebel, wegens zijn durvende opvattingen hartstochtelijk werd bekampt of verheerlijkt.
Te München maakte hij kennis met Frans Liszt, dirigent bij de Hofkapel van de keurvorst van Weimar, eveneens een voorkamper van de vernieuwingsbeweging.
Benoit verbleef ook enige tijd te Parijs, waar hij er in slaagde zijn ‘Elzenkoning’ te doen aanvaarden, zonder dat het ooit tot een uitvoering kwam, en waar hij tevens als leider optrad van het koor ‘Les Enfants de Belgique’, hoofdzakelijk samengesteld uit Vlamingen, bij wie hij het gebruik van het Nederlands aanbeval om ze aldus beter te horen zingen.
Uit deze periode dagtekent trouwens het zogenaamde nationalisme van Benoit. Op vreemde bodem voelde hij de noodzakelijkheid om terug te grijpen naar hetgeen hij in zich had aan liefde voor de geboortegrond. Hij legde grote belangstelling aan de dag voor hetgeen er over de grenzen gebeurde, doch wilde vast staan in zijn Vlaamse overtuiging. In dit opzicht is hij een uitgesproken vijand geweest van het cosmopolitisme van August Gevaert.
De leuze: ‘Eerst zich zelf zijn’, die hij tot de zijne had gemaakt, deed geenszins afbreuk aan de uitstraling van zijn kunst, want er zijn slechts weinig toondichters te vinden wier werken zo vaak en met zoveel succes in het buitenland werden uitgevoerd.
Dat het Peter Benoit met dit stelling nemen ernst was, moge blijken uit een voorstel dat hij in 1883 aan de Raad voor de verbetering van het Muziekonderwijs onderwierp, waarbij het gebruik van het Nederlands in alle kunst- en cultuurorganisaties van Vlaams-Belgié werd voorgeschreven.
Te Brussel werd de zoon van de sluismeester van Harelbeke geëerd als een der meest vooraanstaande componisten van zijn tijd. Men heeft hem al te lang als een ‘gloire locale’ (een plaatselijke beroemdheid) willen beschouwen. Men voert aan, dat zijn muziek verouderd is, en, niet meer aangepast bij de hedendaagse tijdgeest. Ten dele is dit juist, doch dit geldt niet voor hem alleen; ook andere, in hun tijd gezaghebbende toondichters, hebben het tegen de stuwkracht van een nieuwe generatie moeten afleggen.
Dr Aug. Corbet ging vervolgens tot een grondige ontleding over van het veelzijdige werk van Peter Benoit (polonaises, mazurka's, sonaten, symfonische gedichten, cantaten en oratoriums) waarbij dan telkens de invloeden van de internationale stromingen op muzikaal gebied werden aangeduid, die men in deze verschillende composities terugvindt. Zijn techniek werd vaak beheerst door het ‘idée fixe’, aangenomen door Berlioz, dat in het ‘Leit-motiv’ van Rich. Wagner zijn uiteindelijke uitdrukking vond.
Handelend over het volkslied dat, volgens een verkeerde voorstelling, door Benoit in ere zou zijn hersteld, wijst de spreker erop dat het volkslied Europees gemeengoed is, en dat het alleen in zijn varianten een bepalende waarde heeft.
Bela Bartók en Stravinski namen hun toevlucht tot het volkslied om hun talent tot uiting te laten komen. Ook Benoit zocht naar de kenmerkende eigenschappen van deze liederen, die hij bij de eigen volksaard wist aan te passen.
In 1865 beleefde de grote Vlaamse musicus een ware triomf met de uitvoering van zijn oratorium ‘Lucifer’, op tekst van Emm. Hiel in het Academiepaleis te Brussel. Het ‘Drama Christi’, voltooid in 1871, waarvan de tekst in de volkstaal werd geschreven, is doordrongen van een zuivere Nederlandse geest. In 1873 zag zijn ‘Liefdedrama’, dat niet voldoende bekend is, het licht. Het voert het romantische genre tot voor de poorten van het latere impressionisme, door de aanwending van onopgeloste dissonanten, in tegenstrijd met de klassieke stelregels. In hetzelfde jaar volgde ‘De Oorlog’, een moeilijk uit te voeren werk, volgens de grootscheepse opvattingen van Berlioz gecomponeerd. en waarin zijn technische begaafdheid en zijn mogelijkheden schitterend tot uiting komen.
Van 1876 dagtekenen zijn lyrische drama's ‘Charlotte Corday’ en de ‘Pacificatie van Gent’. Hij schrikt niet terug voor durvende harmonische wrijvingen en slaat een modernistische richting in, die hem gaat verwijderen van zijn volk. omdat hij geen publiek meer heeft dat hem begrijpen kan,
In 1877 hakt hij de knoop door met het uitgeven van een manifest, waarin hij betoogt dat de kunstenaar vooral een volksverheffende taak te vervullen heeft. Dit is een belangrijk keerpunt in de loopbaan van de Meester, want aan dit nieuwe standpunt offert hij wellicht een grote internationale faam.
Hij verheerlijkt voortaan de rijke gaven en de eigen schoonhuid van zijn volk in de beroemde ‘Rubenscantate’, ‘De Waereld in’, ‘Treur- en Triomfzang’, ‘Conscience herdacht’.
Nog éénmaal weet hij de diepste snaren van het volksgemoed te beroeren, wanneer hij in 1899, bij het overlijden van de Nederduitse dichter Klaus Groth, ‘Mijn Moederspraak’ op muziek zet, doch Benoit's glorietiid is voorgoed voorbij. In de jaren 1890 is namelijk in Frankrijk, met Gabriel Fauré en Vincent d'Indy een nieuwe generatie opgestaan, waarvan de invloed zich ook spoedig in onze gewesten uitbreidt.
In 1898 mocht de roemrijke zoon van Harelbeke nog de gelukkige dag beleven, waarop de door hem gestich-