Ons taalhoekje
Van af
Van twee zijden heeft men de opmerking gemaakt, dat het niet juist zou zijn te schrijven ‘van af’.
Laat ons beginnen met te zeggen, dat het ons goed heeft gedaan, te kunnen vaststellen, dat Neerlandia nauwkeurig gelezen wordt en dat getracht wordt ook de Redactie van ons maandblad in het juiste spoor te houden.
Toch zij men voorzichtig. ‘Juist’ en ‘niet juist’ zijn in de taal begrippen, die niet altijd dezelfde inhoud hebben als in een andere, meer exacte wetenschap.
Er is nu eenmaal groei in de taal. Dat wordt wel eens een klein beetje uit het oog verloren.
Misschien is dat met ‘van af’ ook wel het geval. De generatie, die bij Terwey is opgegroeid, waartoe ook ik behoor, zal ‘van af’ onvoorwaardelijk afkeuren. En, wie dat met deze bekende grammatica verwerpt, die kan ik best begrijpen.
Maar niet iedereen denkt thans nog als Terwey.
Ik zal uit de vele deskundigen, die hierover hebben geschreven één het woord geven, die onder ons gezag heeft.
De oud-hoogleraar Prof. Dr C.G.N. de Vooys schrijft in zijn ‘Nederlandse Spraakkunst’, tweede herziene druk 1949, op bl. 335 het volgende:
Wanneer een voorzetselbepaling door een ander voorzetsel ingeleid wordt, b.v. in de stad door tot, dan kan daaruit geleidelijk een verbinding van de beide voorzetsels ontstaan om plaats of beweging nauwkeuriger aan te geven; tot in de stad, van onder de puinhopen, tot over de gracht, van uit de vesting. Dat men dit laatste, met Terwey, af zou moeten keuren, omdat van hier ‘overtollig’ is, is ontaalkundig. Het taalgebruik is niet afkerig van zulke versterking (vgl. tot Pasen toe.). Evenmin kan men bezwaar maken tegen het gebruikelijke vanaf. Oorspronkelijk is: ‘van gisteren af’ (met een volgend bijwoord af) dan van af gisteren maar van....af werd als een afstandscompositum opgevat, en smolt dus licht samen tot een nieuw voorzetsel, gelijk indertijd tot (uit tote), van (uit af-an) samengegroeide voorzetsels waren. In het Mnl. zijn zulke dubbele voorzetsels talrijk: van ane, van ute, van in, van over, van op, van voor.
Tot zover Prof. De Vooys.
Onze beide vriendelijke critici kunnen dus zien, dat de meningen in dit opzicht niet altijd gelijk zijn. Beter dan over deze dingen te blijven discussiëren en met een stellig ‘fout’ of ‘goed’ of misschien met een toegeeflijk ‘'t kan allebei’ deze zaak te beslissen, is het, niet gedachteloos te schrijven of te spreken.
Dat hebben de beide lezers gedaan.
Dat tracht de Redactie van Neerlandia ook steeds te doen. Iedere opmerking, zal het goed zijn, kan tot verscherping van de geest en tot een zuiverder gebruik van ons Nederlands leiden.